niet met een slag en een beleg tegelijkertijd in te laten. Bedenken
wij daarbij, dat ongeveer een derde van het leger zich voor Bethune,
bij Lens en aan de boven-Deule bevond, op 40 of go km van het
slagveld, en dat juist de 31e het grootste deel der cavalerie op
fourage was iets dergelijks als zich het vorig jaar bij Malplaquet
had voorgedaan - dan is het duidelijk dat op die dag van een aanval
geen sprake kon zijn. Ongetwijfeld had de volgende dag een deel
dier strijdkrachten, zij het ook na zware marsen, ter plaatse kunnen
zijn, doch in allen gevalle dienden troepen (i.e. 18 bataljons) achter
te blijven voor Bethune, alsmede ter beveiliging van de munitie
schepen op de Deule en van de verbinding met Rijssel. Bovendien
moeten wij de reeds voor Douai geleden verliezen in rekening
brengen (zes van de meest geteisterde bataljons waren naar de
garnizoenen gezonden, doch wij lezen niet, dat zij zijn vervangen),
zodat een aanval op 1 Augustus hoogstwaarschijnlijk tegen een over
machtige tegenstander, die reeds begonnen was, zich te verschansen,
zou moeten worden uitgevoerd. Dat de veldheren hiertoe niet over
gingen is evenzeer begrijpelijk als de teleurstelling in het leger
Men besefte, dat de laatste kans op een beslissend resultaat voorbij
was; de weg naar Arras en naar het Zuiden was versperd. Terecht
schreef Vegelin op 2 Augustus aan de raadpensionaris: 'L'unique
trou par lequel on pourroit percer vient d'etre bouché, et je
prevois des nouvelles lignes depuis Arras jusques a la mer. Dieu
veuille qu'après ce siege on puisse penetrer quelque autre part,
car si on se doit contenter avec les villes de la droite, qui 11e laisse-
ront que de couter cher, je compte toute la campagne pour peu
de chose'
Men kon ten hoogste nog enkele steden veroveren, die men zou
moeten bewapenen en van garnizoenen voorzien, van welke last de
vijand ontheven was; het volgend jaar zou men voor een nieuwe
campagne staan, en de krijgsmacht nog weer moeten uitbreiden om
met een even sterk leger als de tegenpartij te velde te kunnen
komen. Het vooruitzicht, dat hier opdoemde, was niet rooskleurig.
Het waren sombere dagen, die Marlborough in deze tijd be-
6<T7
Eugenius ontvouwt zijn motieven in deze ondubbelzinnig in zijn brief aan Sinzendorff van 10
Augustus (Feldzüge, Suppl* 2£6/'57). Dat Eugenius niet van slag leveren wilde weten, verklaart
echter nog niet dat geen poging is gedaan, de mars van Villars te verhinderen, wat volgens de
algemene opinie had kunnen geschieden indien tijdig de hiertoe nodige maatregelen waren getroffen,
(zie ookVegelin aan Heinsius, Bevri 11 Aug.) Het waarschijnlijkste achten wij, dat het vermoeden
van Vegelin juist is, nl. dat in beginsel reeds van doordringen in Zuidelijke richting was afgezien en
besloten tot een voortzetting der operatiën in de richting van de kust. Hierop wijst ook de geheim
zinnigheid welke met de zending van Cronström werd betracht. Wij ontmoeten hier ook de
hypothese van Slothouwer, met dit onderscheid dat wij de verandering van veldtochtsplan meer aan
de strategische toestand dan aan de bijzondere voorliefde van Marlborough menen te moeten toe
schrijven.