leefde. Uit Engeland kwamen niets dan jobstijdingen, en in het legerkamp hield Argyll, het hoofd van een hem vijandig gezinde groep Britse officieren, zich onledig met een formele laster campagne. Onder andere strooide hij uit, dat hij het vertrouwen van Eligenius genoot, en dat deze met Marlborough op niet te beste voet stond, beide beweringen, waar de prins met kracht tegenop kwam In toenemende mate voelde de hertog de grond onder zijn voeten wegzinken. Reeds in deze tijd gingen zijn vijanden, thans in het vaderland aan de macht, met het plan om, het opperbevel aan George Lodewijk van Hannover aan te bieden. Zo liep althans het gerucht. Eugenius gaf echter duidelijk te kennen, dat hij noch onder, noch naast de keurvorst wenste te dienen, afgezien nog van de omstandigheid, dat deze de voor de betrekking nodige bekwaam heid miste. De keurvorst zelf verklaarde, zijn troepen terug te zullen trekken indien Marlborough het commando zou worden ontnomen 2). Ongetwijfeld zou ook de Republiek hiertegen bezwaar hebben gemaakt. Marlborough's vijanden noopte dit tot voor zichtigheid; zij konden hem, hoezeer tot hun leedwezen, nog niet dadelijk de voet lichten, en vergenoegden zich voorlopig met hem op allerlei wijzen te plagen en tegen te werken. Terwijl de geallieerden reeds 2 Augustus in hun oude legerplaats terugkeerden, begaf Villars zich de eerste tijd ijverig aan het ver sterken zijner linies, waartoe enige duizenden boeren werden op ontboden. Een doorlopende linie sloot de ruimte af van het kasteel van Montenescourt tot Berlencourt, ter lengte van 12 km. Van Montenescourt tot aan Arras werden, met behulp van de sluizen der watermolens, inundaties gesteld in het bed van de Ogy en de Scarpe, en op de zelfde wijze in dat van de Canche van Berlencourt tot Hesdin. Enige beheersende hoogten en moeilijk passeerbare ravijnen ver hoogden in het centrum nog de verdedigbaarheid der positie. Reeds de 4e achtte de maarschalk de stelling in voldoende staat om enige troepen te kunnen missen. Hij zond derhalve zes bataljons en een regiment dragonders naar Aire, en twee bataljons naar St. Venant, de steden, welke na de vroeger of later te verwachten val van Bethune het eerst voor een beleg in aanmerking kwamen 3). Wat verder in de Augustusmaand voorviel, was niet van veel belang. De ^e deed Dumoulin van zich spreken door Leuven, de roemrijke hoofdstad van het hertogdom Brabant, met behulp van 1) Eugenius over Argyll: Feldzüge XII, Suppl* 2^8. Churchill II-772, '73. 2) Feldzüge Suppl4 259. 3) Pelet X-69, 70. 658

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 698