gedacht is echter moeilijk aan te nemen. Het behalen van over
winningen op het oorlogsveld toch was het enige middel om de
voor het voortbestaan der Grote Alliantie noodlottige ontwikkeling,
die in Engeland gaande was, misschien nog te stuiten of althans te
vertragen 1).
Wel werden bezwaren tegen de belegeringen geopperd, vooral
van de zijde der ingenieurs, d.w.z. van de directeuren, en niet
geheel ten onrechte. Een beleg te beginnen in het natte jaargetij
was op zich zelf al min of meer een waagstukvooral gold dit voor
steden, in laag terrein gelegen en bijna geheel door inundaties om
ringd. Er waren reeds veel zieken in het leger, en ook hieraan zou
de herfst waarschijnlijk geen goed doen 2). Ten slotte had de vijand
natuurlijk ruimschoots tijd gehad om de steden in voldoende staat
van tegenweer te brengen.
Wat de gedeputeerden aangaat, zij waren allerminst geestdriftig
voor de belegeringen gestemd, doch legden zich er bij neer bij
gebrek aan beter. Veel liever zouden zij het beleg van Hesdin of het
forceren der linies hebben gezien, en zij hadden nog de vraag gesteld
of dit niet door middel van een paar verrassende snelle marsen, op
de wijze als het vorig jaar bij de insluiting van Bergen was geschied,
mogelijk was. Toen het antwoord der veldheren ontkennend luidde,
bleef er ook voor hen geen andere keus dan in het onvermijdelijke
toe te stemmen 3).
Daar men echter met de toestand der vestingen en van de inun
daties weinig op de hoogte was werd de zaak nog in beraad ge
houden tot men met het leger in de nabijheid der steden zou zijn
aangekomen om daarna een besluit te nemen 4).
De 2e September werd het kamp van Villers-Brulin opgebroken
en de mars in de richting van Aire aanvaard. Des avonds werd ge
kampeerd met de rechtervleugel te Estrée Blanche aan de Laquette,
de linker hij Divion aan de Lave. De grote bagage kwam te Lillers,
waar zij onder bewaking bleef van een detachement cavalerie onder
Ross, dat de laatste dagen bij het beleg van Bethune was ingedeeld
geweest voor het aanvoeren van fascines. De volgende dag werd de
situatie om en bij Aire grondig door Dopf en Cadogan verkend,
waarna definitief werd besloten, de beide vestingen gelijktijdig te
belegeren.
De 4e September naderde men de steden dichter, en kwam de
66l
x) Slothouwer 414.
2) Feldzüge XII, Suppl4 307. Churchill II-700; Murray V-122.
3) Vegelin, Relaas fol. 55. Geheel iets anders is wat wij bij Pelet vinden (X-82), nl. dat de gedepu
teerden zich tegen de belegeringen zouden hebben verzet.
4) Murray V-117. Feldzüge Suppl4 307 (Eugenius aan Joseph I, 30 Augustus).