laden en over land getransporteerd. Tot escorte werd een detache ment gevormd onder commando van'de brigadier Chambrier, uit de garnizoenen van Rijssel, Meenen, Kortrijk en Armentières, totaal g bataljonsbovendien nog i goo paarden onder een generaal- majoor. De belegeringsartillerie welke voor Bethune gebruikt was diende over land te worden vervoerd. De Raad van State te Brussel ontving althans het verzoek, te zorgen voor 300 wagens elk met 4 paarden, welke de 12e te Bethune in gereedheid moesten zijn om door de majoor Vriesen naar het kamp te worden gebracht1). Een punt van zorg was het tekort aan ingenieurs, o.a. wegens de zware verliezen, die dit kleine korps in de voorgaande belegeringen had geleden. De directeur de Bauffe kreeg in opdracht, er zoveel doenlijk aan te werven onder de Spanjaarden (of Zuidnederlanders), tegen go rijksdaalders handgeld, en hun komst bij het beleg zoveel mogelijk te bespoedigen 2). Wij zullen thans de belegeringen achtereenvolgens bespreken, te beginnen met die van St. Venant, dat het eerst overging. St. Venant lag ongeveer 10 km ten Oosten van Aire aan de Zuide lijke oever van de boven-Lys, en het enige belang van het plaatsje was er dan ook feitelijk in gelegen dat de inneming de weg naar Aire vrijmaakte. Het was nog kleiner dan Bethune, doch vrij sterk. Het had de gedaante van een langwerpige gebastionneerde zeshoek, omringd door een natte gracht en een goed ingerichte bedekte weg met vóórgracht, en bezat als verdere buitenwerken nog een paar lunetten buiten de voorgracht en een redoute bovenstrooms aan de Lys. Tijdens het beleg van Rijssel hadden de geallieerden de plaats tijdelijk bezet als stapelplaats bij het fourageren, doch haar daarna verlaten en de intussen opgeworpen verdedigingswerken geslecht. In het volgend jaar waren de Fransen begonnen haar te versterken, waarmede men thans nog doende was. Dientengevolge waren de werken uitsluitend van aardede grachten waren ondiep wij lezen van ten hoogste vijf voet water - echter waren de hoofdwal en de bedekte weg gepalissadeerd. Langs de Noordelijke stadsrand stroomde de Lys, die ten dele als vóórgracht fungeerde. Verder mondden in de vóórgracht een tweetal beken uit, n.l. de Garbeek en de Robeek. Met behulp van deze wateren was bijna de gehele vestingomtrek geïnundeerdalleen aan de Zuid-Westkant was nadering mogelijk, doch ook hier was het land nog moerassig en met sloten doorsneden. Dit gedeelte was 663 Murray V-i 26-130. Van Meenen tot Merville werd de artillerie geconvoyeerd door de bataljons Junius en Caris. 2) Murray 126, 127.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 703