water in de voorgracht ten allen tijde kon worden opgezet, een
verdedigingsmiddel dat, naar wij zagen, reeds bij andere belegerin
gen met vrucht was toegepast.
Yestingcommandant was de luit.-generaal markies de GoËs-
briand, een officier die zich reeds bij tal van gelegenheden had
onderscheiden, en dan ook het volste vertrouwen van de koning
genoot. Kort vóór het beleg had deze hem, in een vererend persoon
lijk schrijven, de zorg voor het behoud van de stad nog eens met
klem aanbevolen1). Een reeks van bekwame onderbevelhebbers
stond hem ter zijde. Inderdaad heeft Goësbriand, door beleid en
persoonlijk voorbeeld, zich het vertrouwen van zijn gebieder
waardig betoond, en op uitstekende wijze van de hulpmiddelen der
vesting gebruik gemaakt, zij het ook, in tegenstelling tot wat
Surville te Doornik werd verweten, zonder enige consideratie
voor de burgerij.
De bezetting bestond uit i£ bataljons, waarvan 12 veldbataljons,
drie regimenten van tezamen 7 eskadrons dragonders, twee brigades
Ierse officieren, twee compagnieën invaliden, voorts enige afdelin
gen kanonniers, bombardiers, mineurs en sappeurs, en twee op het
fort Francois gedetacheerde compagnieën. Van deze troepen lagen
een bataljon, de invaliden en de twee genoemde compagnieën op
het fort St. Francois 2). Van levens- en krijgsbehoeften was de stad
naar behoren voorzien; van de burgerij viel, zo al niet veel mede
werking, ook geen bepaalde onwil te verwachtenzij speelde, naar
het schijnt een in hoofdzaak passieve rol.
De 3e September bezette een detachement der geallieerden de
hoogten ten Zuiden van de stad. Flet verraste de vijandelijke voor
posten, en een compagnie grenadiers, die zich in de kerk van Lam-
bres had teruggetrokken, werd krijgsgevangen gemaakt. De volgende
dag berende een tweede detachement, ter sterkte van 2000 ruiters
en 6 bataljons, de stad aan de Noordzijde. Nu de insluiting niet meer
twijfelachtig was, ging Goësbriand over tot het opruimen van het
voorterreinde ^e werd alles wat binnen het bereik van het geschut
lag, in brand gestoken. De 6e bezetten de geallieerden, onder enige
voorpostengevechten, de nog resterende posten en werd de stad
volledig ingesloten 3).
670
Lod. xiv aan Goësbriand 8 September 1710, bij Pelet X-307. Biografie van Goësbriand: Sautai
'Malplaquet' p. 98-103.
2) Staat bij Pelet X-308; Lijst der hoofdofficieren: Quincy VI-368.
3) Murray V-i2£. Journaal 2 77. Verbaal ged. 9 September 1710. Staat van het insluitingsleger
'Liste des generaux et bataillons employés au siège d'Aire' (Brieven van Sevenhoven, archief
Twickel). Voor de Staatse troepen zie p. 662 noot 1. Hier ontbreekt het regiment Ranck, dat inde
brieven van Bucquoy (zie p. 673 noot 1) wordt genoemd, doch verbasterd tot 'Rauch'. Van de zijde
der belegerden is de belangrijkste bron het 'Journal du siège d'Aire en 1710, par un Père Jesuite