Zoals steeds werden de eerste dagen besteed aan het vervaardigen van fascinestevens werd een grote voorraad fourage aangelegd, een en ander in afwachting van de aankomst der artillerie. Goësbriand zijnerzijds riep de 8e een vergadering van adel, geestelijkheid en gilden bijeen, om te beraadslagen over een lening van 2o ooo pond ter betaling van het garnizoende helft kon nog die dag in contanten worden verschaft. Een deputatie uit het stadsbestuur vroeg toestemming om het mededogen der geallieerde veldheren met de stad en burgerij te mogen gaan vragen, maar de gouverneur wilde er niet van weten. De 12e vertrokken de aanzienlijke dames en wie meer de stad wensten te verlaten, van tegen betaling verkregen geallieerde passen voorzien, en met 100 wagens voor het vervoer van mensen en bagage, naar St. Omer, tot Arques door geallieerde en vandaar door Franse troepen geëscorteerd. Goësbriand had ook nog toestem ming gevraagd om een kwantum levensmiddelen in de stad te mogen brengen, maar Marlborough sloeg dit beleefdelijk af1). Nadat de artillerie 11 September te Estaires, op drie uur van het kamp was aangekomen, kon men aan het openen der loopgraven gaan denken. Dit geschiedde in de nacht van de 12e op de 13e. Twee attaques werden aangelegd: een aan de Westzijde tegenover het oude kasteel, de andere aan de Zuidkant, ter linkerzijde van het hoornwerk van de Porte Nötre Dame. Aan elke attaque werkten 2500 arbeiders onder dekking van resp. vier en vijf bataljons. Beide attaques stonden rechtstreeks onder prins Leopold van Anhalt- Dessau, die zijn kwartier had te Isberge; aangaande de technische leiding stonden zij, onder oppertoezicht van des Rocques, resp. onder de directeuren Sas van den Bosch en Jussaud. De Zuidelijke attaque werd verricht door Staatse, Pruisische en Britse troepen; de Westelijke behalve door enige Staatse, door Keizerlijke, Saksi sche, Hessische en andere Duitse bataljons. Van de 40 bataljons waren 12 of 13 nationale Staatse. In tegenstelling tot St. Venant, waar nagenoeg alleen Nederlandse generaals het bevel voerden, was er voor Aire slechts één, n.l. de generaal-majoor Cornelis van Nassau-Woudenberg. Doordat bij beide attaques de eerste parallel op grote afstand (-[- 600 pas) van de contrescarp werd aangelegd, waren de ver liezen zeer gering 2). 671 qui étoit dans la ville' (Bibl" du Génie, Man' 46, in fotocopie bij de Krijgsgeschiedk. afd. v. d. Gen. Staf, verder aangehaald als 'Journaal'). Journaal 8, 12 September; Murray V-13Ï, 136. 2) Verbaal ged. 13 September; Eur. Mere. 277. Bij het gebruik der stukken zij men indachtig dat de attaque van de Porte Nötre Dame de linker- die aan de zijde van het kasteel de rechter attaque

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 711