huis gebracht, en waren dag en nacht in bedrijf ten behoeve van het garnizoen. Alle haver en hooi, dat de boeren uit de omtrek in de stad in veiligheid hadden gebracht, werd gerequireerd voor de paarden der dragonders. Straten werden opgebroken om aan stenen voor de mortieren te komen; alle linnenhandelaars moesten 4^ el inleveren tot het vervaardigen van zandzakken. De bommen en granaten maakten veel slachtoffers, zodat de kerk, die als hospitaal dienst deed, al spoedig te klein was, en de Notre Dame in gebruik genomen moest worden x). Aan de rechter attaque ging het werken met gelijke moeilijk heden gepaard als aan de linker. De ^e October namen de belege raars hier een klein ravelijn, dat nog tijdens het beleg aan de buiten oever der gracht was opgeworpen. De Fransen waren er niet bepaald rouwig om, want nu dienden de geallieerden er tot mikpunt van de bommen en kogels, die tot twee maal toe hun logement ver nielden 2). In de volgende nachten werden drie doorsnijdingen gemaakt tot drainering van de voorgracht, en inderdaad zakte het peil. Toen men echter tussen 1 o en 11 October (dus 14 dagen na het bereiken van de gracht) een eerste poging wilde doen om de gracht te vullen en de descentes werden geopend, liep het gehele logement onder. Stellig lag de schuld bij de ingenieurs, daar bij een natte gracht de descentes in elk geval boven de waterspiegel moesten uitkomen. Na het zo goed mogelijk draineren van de loopgraaf, ondanks stromende regen, werd in de nacht van 13 op 14 October een brug over de gracht gelegd. Het overtrekken mislukte evenwel door het geweer vuur der tegenpartij, en vervolgens wist de vijand de brug in brand te steken, zodat zij tot op het water afbrandde. De volgende dag echter gelukte het de belegeraars voor het eerst, post te vatten op het glacis. Zij wierpen drie bruggen over de gracht, trokken er zonder veel tegenstand over en verdreven de vijand uit twee flêches. Goësbriand zette enige uren later onder zijn persoonlijke aanvoering een grote tegenaanval in, waarbij na een hevig gevecht de geallieerden uit een der flêches werden ver- 68l P Journaal 29, 30 September, 3, 6, 9, 10 October. Met de bezetting schijnt Goësbriand geen moeilijkheden te hebben gehad. Eén geval van muiterij wordt echter gemeld, nl. van de Zwitsers op 1 October: 'Les Suisses etant rangés en haye sur la place pour aller aux palissades mirent bas les armes, en disant que si on ne leur donnoit pas d'argent ils ne serviroient pas. On leur fit donner a chacun 20 sols' (Journaal). De 28e ging Goësbriand over tot het doen slaan van noodmunten, waartoe hij voor 4000 ecu's van zijn eigen zilverwerk besteedde. Een afbeelding van deze nood munten vindt men bij Van Loon, Historiepenningen Dl IV-J96. Het opschrift luidde: 'Pro rege et patria, Aria obsessa 1710'. De burgerij werd verplicht, de munten, welke boven de intrinsieke waarde werden uitgegeven, te accepteren. 2) Eur. Mere. 281; Verbaal ged. 6 en 9 Oct.Journaal J October; Ivoy j/6, 7/8 October.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 721