3i October op i November, bij heldere maneschijn, door 200 grenadiers, 300 fuseliers en 600 arbeiders. Aanvankelijk verliep de aanval voorspoedig. De vijand werd uit een deel van de bedekte weg verdreven, ook een flêche werd genomen, en de arbeiders zetten zich aan het maken van logementen op de hoekenanderen breidden zich naar rechts uit langs de palissaden. Een keer trad echter in, toen Goësbriand onder zijn persoonlijke leiding met sterke krach ten op twee plaatsen een tegenaanval inzette. Tijdens de hernieuwde strijd sprong een reeds voltooid logement met tal van manschappen in de lucht; een groot aantal arbeiders werd gedood, de flêche hernomen, en de belegeraars met een verlies van zeker 2 tot 300 man uit de bedekte weg verdreven, waarvan zij geruime tijd (drie kwartier en twee uur worden genoemd) meester waren geweest. Voor de aanvallers was het een zwarte dag. De Fransen hadden naar wij lezen ongeveer 80 doden en gewonden, en 23 gevangenen ge maakt. De volgende morgen was er drie kwartier wapenschorsing tot het weghalen van de doden en gewonden. Moedeloosheid begon zich bij de geallieerden te openbaren. Aan het eeuwige beleg, dat toch reeds ieder de keel uithing, scheen maar geen eind te komen1). De moedeloosheid, waarvan wij spraken, was echter niet zo groot, of de eerstvolgende nacht waren de belegeraars weer met volle kracht aan het sapperen. Met 2^ grenadiers nestelden zij zich in de vorige nacht ontstane mijntrechter, en een tegenaanval dreven zij terug. Na vier dagen was het zover, dat de Fransen de wapen plaats en enige traversen moesten verlaten, en dat er reeds aan twee batterijen op het glacis werd gewerkt. In de nacht van 7 op 8 No vember werden de twee batterijen, van resp. j en 7 stukken, bewapend; de aanvallers waren meester van nagenoeg de gehele bedekte weg, en twee descentes waren gemaakt naar de gracht voor het ravelijn, toen in de late namiddag van de 8e November eindelijk de chamade werd geslagen. Het was aan de rechter attaque dat het grootste gevaar voor de vesting dreigde en waar de onmiddellijke aanleiding tot de capitu latie moet worden gezocht. Op het einde van October was omtrent het tijdstip dier capitulatie nog niets met enige zekerheid te zeggen. Alles hing er van af hoever Goësbriand het zou willen laten komen en of hij misschien 'het uiterste' d.i. een bestorming van de hoofd wal, zou verwachten. In dit geval zag het er voor de geallieerden 684 -1) Journaal 31 October/i November; Eur. Mere. 308; Slothouwer 425.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 724