nog niet rooskleurig uit. Hun ergste vijand was de regen, die niet alleen de naderingswerken in hoge mate vertraagde, maar ook de wegen buiten het kamp in modderpoelen herschiep. Voor voer tuigen althans werden zij onbruikbaar, zodat zelfs de proviandering, ook van het observatieleger, gevaar liep. Gelukkig maar, dat zij grotendeels te water kon geschieden, waarbij de inneming van St. Venant te stade kwam. Het zelfde was het geval met de aanvoer van artillerie, materieel en munitie. Op het einde van de maand kwam nog eens een convooi van niet minder dan 2$o vaartuigen, met munitie, fourage en levensmiddelen geladen, te Kortrijk aan. De vijand verzamelde in deze dagen troepen bij Ieperen, blijkbaar belust op een wederopvoering van het drama van St. Eloy. Dank zij echter het thans zeer sterk escorte, onder de luit.-generaal Colyear tot dekking aangewezen, bereikte het convooi veilig zijn bestemming. Er waren o.a. 3000 bommen bij, waaraan voor Aire ten gevolge van het rijkelijk gebruik grote behoefte was ontstaan1). Hier waren de belegeraars in de nacht van de 28e begonnen met het maken van een descente voor de linkerface van het ravelijn en een tweede voor de hoofdwal ter linkerzijde van het bastion. In de gracht vóór het ravelijn was niet veel water, maar in de zelfde nacht wisten de Fransen dit gebrek te verhelpen door het peil zodanig op te zetten dat zelfs de logementen in de bedekte weg onderliepen. De belegeraars maakten 'riolen' om het water weer af te tappen, terwijl de Fransen hunnerzijds met het water bleven manoeuvreren, zodat het de volgende avond wederom in korte tijd twee voet steeg. Niettemin slaagden de geallieerden er die nacht in, een fascinedam voor het ravelijn te leggen tot op 9 pas van de bres. In de nacht van de 31 e begon men ook met het vullen van de gracht vóór de bres in de courtine. De Fransen repareerden intussen hun bressen met een vlechtwerk van stevig verankerde fascines, en voorzagen ze aan de binnenzijde van een palissadering. Die nacht hadden de bele geraars het ongeluk dat in het logement aan de grachtsrand een paar zakken kruit in brand geraakten, waardoor verscheidene grenadiers werden gedood en een dertigtal zeer 'beschadigd'. Tot beveiliging van de grachtovergang naar de courtine was het noodzakelijk, de saillant tegenover het bastion, waar de Fransen nog steeds genesteld waren, in bezit te nemen. Men wilde dit doen door bestorming, wat in de nacht van 1 op 2 November geschiedde door 100 grenadiers en 200 fuseliers. Helaas leed de aanval schip breuk in het moorddadig vuur der verdedigers; volgens het Franse 6S5 Murray V, 183, 202-204.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 725