bleven tot hun genezing in de stad achter. De verliezen der ver dedigers vinden wij opgegeven als bijna 3000, wat niet onwaar schijnlijk is; die der geallieerden als 2741 bij de rechter- en 3827 bij de twee linker attaques, tezamen dus ruim 6joo man1). De abnormaal lange duur van het beleg - 57 dagen na het openen der loopgraven - moet, behalve aan de energieke verdediging, de sterkte der vesting en de zeer ongunstige weersomstandigheden voor een niet gering deel aan slechte leiding worden toegeschreven, met name aan het feit, dat twintig dagen zijn verspild met de attaque aan de zijde van het kasteel, en dat men later die aan de poort van Arras, het zwakste deel der plaats, nog een week lang heeft laten stilliggen. Daardoor werden te zware eisen gesteld aan de rechter attaque, welke toch reeds het nadeel had van ingeklemd te zijn tussen een moerassige terreinstrook ener- en het hoornwerk met zijn zeer effectief flankerend vuur anderzijds. De prins van Anhalt, hij moge een goed en in later tijd zelfs beroemd generaal zijn geweest, heeft zich dan ook als belegeraar niet van zijn sterkste zijde doen kennen. Wat men het meest moet bewonderen is de volharding, waarmee de geallieerde troepen onder allerongunstigste omstandigheden, zware verliezen en bittere teleurstellingen hun taak hebben ver richt en ten slotte tot een goed einde gebracht. Anderzijds mag men de verdedigers de lof van dappere en hardnekkige tegenstand niet onthouden; en het is wel zeker, dat zonder de uitstekende eigen schappen van Goësbriand als vestingcommandant de belegeraars hun doel in aanzienlijk korter tijd zouden hebben bereikt dan inderdaad het geval is geweest. De reden der overgave is waarschijnlijk geweest, dat Goësbriand bij langer volgehouden verdediging het garnizoen aan krijgsge vangenschap zou hebben blootgesteld. Hoewel wij lezen dat aan verschillende zaken gebrek was - dat er geen bier meer was en de soldaten droog brood moesten eten, dat bij gebrek aan kanons kogels met aarde gevulde granaten werden gebruikt - zou anders de weerstand zeker nog enkele dagen langer hebben kunnen duren. De bondgenoten vonden een vrij belangrijke oorlogsbuit in de stad, o.a. 23 metalen kanonnen op affuiten, 9 defecte kanonnen, 3 mor tieren, io£ 700 pond kruit, 4000 gevulde handgranaten, 9000 pond lood, 13 000 pond lont en 400 snaphanen; in het fort bovendien nog 22 000 pond kruit, 1000 pond lood, 4000 pond lont en 400 musketten. 687 t) Slothouwer 426; Feldzüge XII, Suppl' 451. Capitulatievoorwaarden bij Lamberty VI-133 vlg. Bijlage 38.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 727