Marlborough begaf zich over Gent naar Brussel, waar hij met
Eugenius van Savoye de 20e aankwam. Een van de neteligste zaken,
welke hier geregeld moesten worden, was die van het verschaffen
van anderhalf millioen gulden voor brood en fourage van de keizer
lijke en Paltsische troepen tijdens de winter, welke som ten laste
werd gebracht van de Zuidelijke Nederlanden. De 28e arriveerden
de prinsen in Den Haag, waar een reeks conferenties werd ge
houden betreffende allerlei zaken, de Grote Alliantie en de volgende
veldtocht aangaande. De 9e Januari zet Marlborough de voet op
vaderlandse bodem. Van enige waardering voor de inneming van
vier vestingen, waarvan drie zeer sterke, die dan toch onder zijn
opperbevel was geschied, bleek niets, integendeel was hij getuige
van de ongenade van zijn vrouw, van de vijandschap der ministers,
en had hij de onverkwikkelijkheden en vernederingen te verduren,
welke van een en ander het gevolg waren. Alleen aan het hoofd
van het leger kon het nieuwe bewind hem nog niet missen: voor
de volgende campagne werd hij opnieuw met het opperbevel belast.
Het was echter voor niemand een geheim, dat het met alle zegging
schap in andere dan strikt militaire zaken gedaan was.
De geallieerden zullen met gemengde gevoelens op de veldtocht
hebben teruggezien. Voor het uiterlijk kon men tevreden zijn: vier
vestingen, waarvan twee 'in één klap' waren onder het oog van
's vijands leger veroverd, de wapenroem hunner legers opnieuw
bevestigd, het militair overwicht der Grote Alliantie wederom ten
toon gespreid1). Daartegenover stond de erkenning, dat 's vijands
hoofdmacht ongeschokt was, en de vrede geen stap naderbij was
gekomen. Voegt men daarbij de donkere wolken, die aan de over
zijde der Noordzee kwamen opzetten, dan was er alle reden, de
toekomst met zorg tegemoet te zien.
Aan Franse zijde, waar het vooral om tijdwinst te doen was, kon
men zich over het verlies van de vestingen en van een belangrijk
quantum oorlogsmateriaal troosten met de gedachte, dat in alle
vier gevallen het garnizoen voor het leger was behouden, maar
vooral, dat men de tegenpartij had belet, beslissende resultaten te
bereiken, en dus ten slotte zijn veldtochtsplan had doen mislukken.
Het oorspronkelijk beoogde veroveren van Arras of Cambrai had
schipbreuk geleden op de voor Douai ondervonden langdurige
tegenstand en de oordeelkundige maatregelen van Villars, die de
689
in het reeds verlopen seizoen ondoenlijk zonder 'het uitterste hazard'. Van het plan is verder af
gezien. (Seer. Res. R.v.St. 2 en 4 October 1710, in R.v.St. 1872).
Tekst van de dank- en bededag, door de Staten-Generaal uitgeschreven tegen 3 December, in
Eur. Mere. 314. Afbeelding van vier, aan geallieerde zijde geslagen gedenkpenningen op de ver
overing van Bethune, Aire en St. Venant bij Van Loon, Historiepenningen Dl. IV, p. ^98.