Wat vooral tot de ontbinding van Villeroy's legermacht heeft
bijgedragen is, dat talloze soldaten, vooral Duitsers, Zwitsers en
Zuidnederlanders, de gelegenheid waarnamen om te deserteren.
Blijkbaar heeft zij vele elementen bevat die slechts op een gelegen
heid wachtten om de gelederen te verlaten. Duizenden dier deser
teurs, zo vinden wij bericht, trokken de eerstvolgende dagen door
Maastricht, Luik en Roermond, op weg naar Duitsland. Scharen
vluchtelingen kwamen Bergen, en allerlei andere plaatsen binnen.
Niet weinig gevangenen namen dienst bij de Staten, zo zelfs, dat
verschillende regimenten na de slag meer manschappen telden dan
tevoren J).
De vervolging hield aan tot na het invallen van de duisternis. De
geallieerde troepen overnachtten op het veld nabij Jodoigne, onge
veer io km van Ramillies. Sedert drie uur des morgens in touw,
dodelijk vermoeid en hongerig, legden zij zich ter ruste. Ook bij hen
waren de onderdelen verspreid en dooreen geraakt. Orkney b.v.
kreeg eerst de volgende morgen contact met de linkervleugel, 'for
all night we knew nothing of one another'. Marlborough had nog
dezelfde dag willen doorstoten tot Meldert; doordat de gids was
zoek geraakt moest echter het daglicht worden afgewacht. Hij sliep
die nacht op zijn mantel, en nodigde Goslinga uit, die met hem te
delen, van welke uitnodiging deze 'pour un quart d'heure' gebruik
maakte.
Vroeg in de morgen van de 24e werd de mars voortgezet. Na
groot oponthoud in het met voertuigen volgepropte Jodoigne, waar
nog tegen de 30 kanonnen werden aangetroffen, werd omtrent de
middag tot legering overgegaan bij Meldert, 8 km verder. Hier
kwamen voor en na de verschillende korpsen in het kamp aan. Des
avonds werd voor het eerst weer brood uitgedeeld, wat niet over
bodig was, want, schrijft Orkney: 'we look like a beaten army'.
Marlborough schreef deze dag, met berstende hoofdpijn, brieven
aan zijn gemalin en aan Godolphin, waarin hij kennis geeft van de
behaalde zege. Hetgeen hierin sympathiek aandoet, is dat hij niet
vergeet, de aandacht te vestigen op het feit, dat de ongelukkige
Bingfield zijn vrouw en moeder in kommervolle omstandigheden
achterliet 2).
Het plan was, de volgende morgen vroeg met geschut en pontons
naar de Dyle op te rukken; men hield nog rekening met de moge-
48
Berichten hierover uit Maastricht en Bergen vindt men in de Amsterdamsche Courant, nrs 63, 66
en 68. Uit Maastricht werd nog op 4 Juni bericht, dat dagelijks in groten getale overlopers aan'
kwamen. De deserteurs klaagden niet alleen over slechte betaling, maar ook over 'quaed tractement-
en zeiden, dat zij de nederlaag hadden benut om over te lopen.
2) Marlborough aan Godolphin, 24 Mei 1706, bij Coxe II-30, 31.