aan de zaak der Bourbons in hoge mate te stade kwam, slaagde de
koning er op deze wijze in, een krijgsmacht op de been te brengen,
waarvan de sterkte als niet minder dan 122 bataljons en ijj eska
drons wordt opgegeven. Het is echter niet gewaagd, te onderstellen,
dat de meeste dezer onderdelen ver van compleet waren. Het
voornaamste gebrek was echter, dat de tucht in het algemeen te
wensen overliet, en vooral dat de infanterie, in tegenstelling tot de
ruiterij, die zich als een bruikbare strijdmacht heeft doen kennen,
in geen enkel opzicht tegen de geoefende en geharde bataljons der
geallieerden was opgewassen. Reeds in de vorige veldtochten was
dit gebleken, en de geforceerde uitbreiding met nieuw gelichte
troepen zal in dit opzicht de toestand niet hebben verbeterd. Een
welkome versterking waren in deze omstandigheden de Spaanse en
Waalse regimenten, welke de koning uit de Zuidelijke Nederlanden
naar Spanje ontbood, en die van goede gevechtswaarde blijk gaven.
Enkele duizenden Fransen, die vrijwillig, zogenaamd als deserteurs,
in Spanje achterbleven, werden onder de Spaanse regimenten
verdeeld.
Ook de geallieerden waren besloten, dit jaar de oorlog in Spanje
weder met kracht te voeren. Zowel de Keizer als Engeland waren
bereid, versterkingen, zowel nieuwe regimenten als recruten, naar
het Iberisch schiereiland te zenden. De Staten hielden zich aan hun
sedert de slag bij Almansa ingenomen standpunt, geen nieuwe
onderdelen meer naar Spanje te zenden; de aanwezige werden
echter door recrutering op sterkte gehouden. Zodoende waren er
nog steeds het regiment mariniers van St. Amand en dat van Ver
poorten, samen 1200 man tellende, het regiment cavalerie van
Drimborn en de dragonders van Mattha en Schlippenbach deze
drie regimenten, elk van twee eskadrons, waren samen 900 paarden
sterk. Algemeen bevelhebber over het Nederlandse contingent was
de luit.-generaal Belcastel, een officier die zich reeds in vele veld
tochten had onderscheiden. Brigade-majoor bij de bereden troepen
was de reeds in April van het vorig jaar in Spanje aangekomen
Schlippenbach, een zoon van de kolonel naar wie het regiment
genoemd wordt. Hij heeft van zijn langdurige militaire loopbaan
een lijvig dagboek in handschrift nagelaten, waarin echter belangrijk
meer plaatsruimte aan zijn 'aventures galantes' dan de krijgsver
richtingen is besteed1).
Een euvel bij de twee Staatse regimenten voetvolk was, gelijk
wij uit een brief van de generaal-majoor St. Amand aan de Raad
'Journal de ma Vie' A.R.A., R.v.St. 1896.
691