als uitwendige omstandigheden en de gehele inrichting van het
krijgswezen, waaronder vooral de verpleging te rekenen, brachten
zulks mede. Ook het verloop der operatiën na de zege bij Saragossa
is hiervan een voorbeeld. De eerste tien dagen vertoefde het over
winnende leger in en bij de hoofdstad van Arragon, die zich uit de
aard der zaak, evenals het gehele koninkrijk, onder de scepter van
Karel iii schaarde. Begrijpelijkerwijs waren hier honderd en één
zaken, zowel op militair als op staatkundig gebied, te regelen, in de
eerste plaats waarschijnlijk het inrichten van magazijnen.
Intussen kwam het belangrijke vraagstuk ter sprake van de voort
zetting van de veldtocht. Twee meningen stonden hierbij tegenover
elkaar. Starhemberg stelde voor, de mars in de richting van de
verslagen vijand voort te zetten, Pampeluna in te nemen, de naburige
passen over de Pyreneeën te bezetten, en zich met name van
Fuentarrabia meester te maken. Hieraan zou het voordeel ver
bonden zijn van het onderbreken van 's vijands verbinding met
Frankrijk en tevens van een zeer belangrijke verkorting van de
scheepvaartroute van en naar Engeland en de Republiek. Stanhope,
Belcastel en de meeste andere generaals verklaarden zich voor
datgene wat in 1706 met zo noodlottige gevolgen was nagelaten,
n.l. zo dra mogelijk naar Madrid oprukken en Karel iii op de troon
plaatsen die nu reeds 10 jaren 'ten onrechte' door de Bourbons was
ingenomen. Hierbij gold vooral het staatkundige- en prestigesucces
van het bezit der hoofdstad; voorts zou men van hieruit de hand
kunnen reiken aan de Portugese strijdkrachten, en ten slotte zou
men hier dichter bij de hand zijn om nieuwe troepenverzamelingen
de kop in te drukken dan in het afgelegen Navarra. Voor beide
zienswijzen was dus veel te zeggen, maar ook waren beide aan grote
bedenkingen onderhevig. Na ampele besprekingen sloeg de schaal
tenslotte naar de kant der meerderheid door, en 31 Augustus begon
de mars naar Madrid.
Hoewel nergens tegenstand van de zijde der bevolking noch van
vijandelijke troepen werd ondervonden, was het tempo dezer mars
uitzonderlijk traag: bijna vier weken over 22km. Daar niet is aan
te nemen, dat Starhemberg en zijn medebevelhebbers het belang
van een snelle opmars niet hebben ingezien, is wellicht de enige
verklaring deze, dat men in een zeer dun bevolkte streek onderweg
nog de levensmiddelen voor mens en dier heeft moeten vergaren.
De 26e September stond het leger voor de poorten der hoofdstad
de 28e deed Karel iii zijn plechtige intocht. De houding der be
volking, voor zover zij zich op straat vertoonde, was zo koel-vijandig,
dat de koning, die met tegenzin de tocht had ondernomen, slechts
707