vluchtende ruiters van de linkervleugel zoals gewoonlijk heinde en
ver paniekverhalen hadden gestrooid. Dientengevolge traden de
vijandige Castilianen steeds stoutmoediger op. Niet alleen werden
maraudeurs en achterblijvers onverbiddelijk afgemaakt, maar zelfs
maakten troepen gewapende boeren zich meester van etappen-
plaatsen als Siguenza en Molina, zonder dat de ontmoedigde com
mandanten en bezetting tegenweer durfden bieden. Ook talrijke
zieken en reconvalescenten, in allerlei plaatsen verdeeld, gingen
voor het leger verloren.
Starhemberg intussen bereikte in dagmarsen van omstreeks
25 km over Algora, Anguita, Tortuera en Used de 17e Daroca
zonder hinder van de vijand te hebben ondervonden. Vendome was
met de hoofdmacht nog voortgerukt tot Siguenza, dat hij de 1 $"e
bereikte, doch staakte aldaar zijn verdere opmars. De 23e kwam
Starhemberg over Muel te Saragossa. Ook hier was de toestand
van dien aard, dat van een vasthouden der stad geen sprake kon zijn.
Met het restant van het leger was het treurig gesteldde 27e bericht
de opperbevelhebber aan Karel iii, dat hij nog slechts een 6000 man
voetvolk en 2000 beredenen tot zijn beschikking heeft. De in
woners waren ten enenmale ontmoedigd; middelen om verpleging
en treinwezen weder in bruikbare staat te brengen ontbraken. Wel
werden een vrij grote voorraad munitie en 22 kanonnen aange
troffen, doch slechts 11 ervan konden met grote moeite mobiel
worden gemaakt. Daarbij kwamen van alle kanten verontrustende
tijdingen binnen, te meer bedenkelijk omdat men niet op de hoogte
was van plaats en voornemens der vijandelijke legers.
Inderdaad waren twee nieuwe belagers in de rug van het leger
opgedaagd. Rosel was met 18 000 man over Pampeluna in de rich
ting van Saragossa gemarcheerd met de bedoeling, hier de terug
tocht over de Ebro te beletten, doch was gelukkig nog niet verder
gekomen dan het stadje Exea, dat hij had ingenomen na dappere
verdediging door miquelets, die alle over de kling werden gejaagd.
De mogelijkheid bestond echter, dat hij de hand zou reiken aan
Vendome die bij Tudela de Ebro zou kunnen passeren.
Een tweede Frans leger, van 43 bataljons en 31 eskadrons onder
Noailles was Lampourdan binnengetrokken. Misschien had de
maarschalk met deze troepenmacht, alleen reeds veel sterker dan
die van Starhemberg, de Segre kunnen bezetten; tot geluk van
dezen bepaalde hij zich tot het beleg van Gerona, waarmee hij
i£ December een aanvang maakte. Voegt men bij dit alles nog de
mogelijkheid, dat ook nog troepen uit het koninkrijk Valencia in
actie zouden komen en de Ebro bij Mequinenza, dat nog steeds in
719