DE BEVRIJDING VAN HET ZUIDEN
Na de overwinning van Ramillies ontwikkelden zich de gebeurte
nissen met grote snelheid. Eerst langzamerhand werd het de ge
allieerden duidelijk welk een omvang de ramp aan Franse zijde had
aangenomen.
Duizenden vluchtelingen en overlopers bleven de eerste dagen en
weken binnenkomen in Hoey, Luik, Maastricht en andere plaatsen,
zo zelfs, dat maatregelen met het oog op de veiligheid geboden
waren. Reeds de 2 je, zo wordt bericht, waren te Bergen 1000 en
meer vluchtelingen; hetzelfde werd uit Ath en Geraertsbergen ge
meld; alle plaatsen welke ver buiten de algemene terugtochtsrich
ting lagen. Wat met Villeroy in de nacht van de 23e in Leuven
aankwam, was totaal gedemoraliseerd en goeddeels ongewapend1).
Een lichtpunt was alleen, dat 6 bataljons en het overschot van de
dragonders, die bij Taviers hadden gevochten, en allen hun paarden
verloren hadden, binnen Namen kwamen, als welkome versterking
van het garnizoen. Een buitenkansje was ook, dat Saillant, de
gouverneur van Namen, enige dagen na de slag, 34 kanonnen, die de
geallieerden hadden veroverd, doch onder zwakke bewaking hadden
achtergelaten, van het slagveld kon laten ophalen. Dit geschiedde
volgens Franse bron de 26e en 28e; de kanonnen hebben dus nogal
enige dagen onbeheerd gestaan 2).
In de nacht van de 23c hield Villeroy met de keurvorst en enige
generaals een bespreking op de markt te Leuven, bij het somber
schijnsel van toortsen. Over al of niet stand houden aan de Dyle be
stond geen verschil van meningLeuven zelf was onverdedigbaar
unaniem werd besloten, de terugtocht voort te zetten en wel met de
meest mogelijke spoed. Vroegtijdig afgemarcheerd, werd des avonds
tot legering overgegaan achter het kanaal Brussel-Vilvoorde. In
laatstgenoemde plaats vestigde de maarschalk zijn hoofdkwartier; de
keurvorst het zijne te Laeken.
De 25e trokken de geallieerden Leuven binnen. De magistraat
kwam de overwinnaars tegemoet met haar gelukwensen. Een capi-
55
HOOFDSTUK V
(Zie Schets nr 2)
O.a. Cuper, Dagboek, p. 3; Eur. Mere. 314, 315"-
2) Brief van La Motte, 26 Mei 1706, uit Namen. (Arch. Nat8 Guerre, A 1 1936 p. 231); zie
Bijlage 16Pelet VI p. 46 noot 1V. Collenaan Heinsius 11 Juni 1706 (Heins. arch. 1080)hij heeft
vernomen, dat 21 achtergelaten stukken door de Fransen zijn teruggehaald.