766 Den ii. is den vijand tot omtrent 130 passen van de graft van Monjoui ge- aprocheert en 1 den 12heeft den vijand seer sterck op onse wercken beginnen te canonneren. De 13. hebben ons de vijand met 3 nieuwe batterijen beschoten op het bastion daer sij een van hare attaccjues op formeerden. Den 14. hebben sij ons gestadigh gecannonneert om bres te maken. Den 13. hebben de vijanden 's avonds de punt tegens de zeecant komen attacqueren om sig daeronder te logeren, hetwelck door ons seer lang gedispu- teert wierd ende was een extraordinaris hevig en langgeveggt. Wij hebben ver scheijde dooden en gequetsten in die affaire gekregen, dog soo logeerde de vijand sig op eenige distantie voor de punt. Den 16. heeft de vijand sijne wercken, den voorigen dagh gemaeckt, in staet gebragt en hebben weder een nieuwe batterije op het bastion geopent en schieten gestadig om bresse te maken. Denselfden dag begonnen wij een af snijding door de wercken van Monjoui te maken om ons agter te defenderen, wanneer sij meester van de punt aen de zeecant mogten werden. De 17. 's nagts heeft den vijand sijne attacque van de zeecant tot de andere tegens het bastion aen malcanderen door een linie getrocken. Den 18 heeft ons den vijand met 2 nieuwe batterijen seer sterck gebombar- eert en heeft haer canon soo veel effect gedaen, dat de bres op het bastion in staet was te beklimmen. Denselfden nagt heeft den vijand van de zeekant de stad beginnen te bombarderen. Den 19. heeft de vijand ons veel schade door haer bombes toegebragt en hebben wij des nagts een afsnijdinge door het bastion, daer de bres in was ge maeckt. 5 Den 20. heeft den vijand een baterije weder geopent tegens de punt aen de zeekant, die alle onse wercken seer enfileerde, waerdoor wij veel volck ver- looren. Den 2 1heeft den vijand tegens den avond de bres van het bastion, die seer groot en goet was, alsmede de punt van de zeekant beginnen te bestormen en naer een seer hevigh gevegt van wederzijden alle de buij ten wercken stormender hand ingenomen, alwaer den vijand veel volck en officieren verlooren hebben. Wij hebben in die affairen een Majoor-Generaal van d'Engelsen verlooren en verscheijde soo hooge als lage officiers dood en gevangen en van d'Engelse veele soldaten gevangen. Van mijn regiment is den Capiteijn Jan Court daer gebleven en verscheijde minder officiers en soldaten gequest en gevangen, behalven de dooden. Waarop wij ons uijt de buijtenwercken retireerden in het oude casteel, genaemt Donijon, hetwelcke soo kleijn is, dat hondert man sig daer niet in kon bergen. Den 22. ontstont in dese stad een grooten opstant van het gepeupelde, de- welcken een uijtval deden op de vijand, dog seer confus, die wij evenwel om haer te contenteren souteneerden met een gedeelte van het garnisoen, 't welck ons eenige dooden en gequetsten heeft toegebracht. Den 23. heeft den vijand in de wercken, die sij verovert hadden, batterijen gemaeckt om het Donijon, dat sij alvoorens hadden laten opeijsschen, te obli- geren van sig over te geven. Denselfden naermiddagh versogten de vijanden twee uuren stilstant om de dooden van wederzijden te begraven, hetwelck geschiede. Den 24. heeft den vijand het Donijon soodanig met bomben geincommodeert, dat een groot gedeelte van het garnisoen, bestaende uijt hondert man, gequest wiert en is op den 23e tegens den avont door den vijand bemagtigt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 808