tulatie achtte zij niet nodigvol vertrouwen stelde zij de stad onder de hoede van Marlborough en de gedeputeerden. Deze waarborg den de volledige handhaving van alle privilégiën en vrijheden, zowel in het burgerlijke als op godsdienstig gebied. Tevens beloofde men, een strenge tucht te onderhouden, zodat niet de minste ovei last van de troepen zou worden ondervonden. Dit laatste vooral was uiter mate geschikt om de stad- en landbewoners met de nieuwe toestand te verzoenen. Dezelfde gedragsregels werden voortaan in alle ver overde plaatsen gevolgd. In Leuven kwamen een Engels en een Staats bataljon in garnizoen; de verdere troepen kampeerden buiten de stad. Belangrijke magazijnen, die de vijand niet had kunnen ver nielen en toen maar aan de burgerij had overgelaten, vielen de over winnaars in handen. Van overheid en inwoners, ook van de geestelijke gestichten, ondervonden deze al dadelijk de grootste medewerking bij het op sporen en registreren der Franse voorraden en eigendommen1). Het waren al goede voortekenen voor hetgeen nog te wachten stond. Onderling vertrouwen en eensgezindheid, waarvan het gemis zich de vorige jaren zo pijnlijk had doen gevoelen, waren terugge keerd. Reeds de 24e had Marlborough aan Heinsius geschreven 'All vour generals and soldiers have behaved themselves ex- treamly well, and I mayasure you that we are so blessed, that we are of one mind in this army', en ook de gedeputeerden zijn zeer te spreken over de bestaande 'harmonie die voorheen steeds een punt van zorg had uitgemaakt 2). Marlborough was vastbesloten, het behaalde voordeel tot het uiterste te benutten. Tot iedere prijs wilde hij de vijand de kans be nemen, het verbroken evenwicht te herstellen. Hij wist, dat de Fransen het detachement van Marsin verwachttenook liet zich aanzien, dat het eigen leger troepen zou moeten afstaan als bezetting voor de nog in te nemen steden. Geen wonder, dat hij het oog sloeg op de meer dan 40 batalj onswelke nog in de garnizoenen lagenReeds de 2 ye dringt hij er dan ook met de grootste nadruk bij Heinsius op aan, de garnizoenstroepen, welke slechts enigszins gemist konden worden, met alle spoed naar het leger te zenden. De Staten zo on geveer kennende, voegt hij er bijI will be answerable with my head for the safety of your garrisons'. Vermoedelijk op zijn aan sporing schreven ook van Collf.n en Goslinga in dezelfde geest. Met het oog op de te verwachten belegeringen drongen de gedepu teerden tevens aan op het zenden van zwaar geschut, o.a. datgene, 1) Goslinga, Mem3 23, 24; Ged. te velde aan St.Gl. 25 Mei (St.Gl. 3012). 2) V. 't Hoff nr 391.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 80