dekten, voor een aanval te vrijwaren, dan zich bij het hoofdleger aan te sluiten. De voornaamste overweging hierbij was, dat dit leger in zo deplo rabele toestand verkeerde, dat het, ook met de door Marsin aan te brengen versterking (na die welke het reeds van Gacé en La Mothe had ontvangen) onmogelijk tegen Marlborough stand zou kunnen houden. De eerste weken verergerde de toestand nog steeds. Naar mate toch het grondgebied, waar de overwinnaars het gezag voerden, zich uitbreidde, nam de desertie onder de Zuidnederlandse troepen toe, hetgeen zeer voor de hand ligt, daar dit voor de betrokkenen de enige mogelijkheid inhield, hun achtergelaten gezinnen en familie betrekkingen in afzienbare tijd nog eens weer te zien. Mutatis mu tandis geschiedde dus wat zich in de laatste maanden van 1830 zou herhalen, toen de vrijwording van het Zuiden eveneens een afval op grote schaal van de Belgische troepen tengevolge had. Ook de offi cieren, waaronder velen van de Zuidnederlandse adel, zagen zich voor het dilemma geplaatst, dat zich bij dergelijke partijwisselingen pleegt voor te doen; steeds duidelijker werd het dan ook, dat op de 'Spaanse' contingenten niet langer viel te rekenen. Villeroy schreef dan ook de 29e'Les troupes d'Espagne défilent par bande; il faudra que votre majesté prenne un parti a leur égard incessamment', doch dit laatste was gemakkelijker voorgesteld dan gedaan. Ook van de Beierse troepen verliepen er veel wegens slechte betaling, gevolg van geldgebrek, waaraan het Franse koninkrijk in deze sombere dagen niet weinig te lijden had. De geest der overige troepen moest door de zo veelvuldige desertie noodzakelijkerwijs nog meer op de proef gesteld worden dan na de nederlaag toch reeds het geval waszij was dan ook slechter dan ooit. Drie weken na de slag beschrijft Marsin het leger als 'fort intimidée, une grande partie de l'infanterie dispersée, sans armes, et la cavalerie fort en désordre' Dat der geallieerden daarentegen werd zienderogen sterker door het aantrekken van troepen uit de garnizoenen, en verwachtte nog meer aanwas door de Luneburgers van Bülow en de Pruisen, die uit Duitsland onderweg waren. Bedenkt men daarbij, dat de Franse vestingen en magazijnen zeer onvoldoende van mond- en krijgs voorraad waren voorzien, dan is gemakkelijk te begrijpen, in welk een uitermate kritieke toestand Villeroy zich bevond. Men kan hem dan ook niet ten kwade duiden, dat, toen de geallieerden aanstalten maakten, bij Gavre de Schelde over de steken met de kennelijke dreiging, hem van zijn verbinding met Frankrijk af te snijden, hij van het verdedigen van de rivier en daarmee van Vlaanderen afzag, en besloot, zich tot de verdediging 60

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 84