de Verenigde Nederlanden, het ontwringen namelijk van de Zuide
lijke gewesten aan de Franse overweldiger, grotendeels was ver
wezenlijkt.
Wel waren Henegouwen, Namen en Luxemburg nog in de greep
der Fransen, doch in Brabant en Vlaanderen, verreweg de belang
rijkste gewesten in staatkundig en economisch opzicht, was de
macht van de Zonnekoning geëclipseerd. Stellig mag de ongehoord
snelle omkeer voor een deel op rekening gesteld worden van de om
standigheid, dat de bevolking in grote meerderheid de overwinnaars
met vreugde begroette, en dat de Fransen van de inwoners zo al geen
actieve tegenwerking, dan toch niet de minste steun hadden te ver
wachten. Met name mag men aannemen, dat het overgaan van Ouden
aarde en van Antwerpen hierdoor is verhaast geworden. De overige
steden echter, die men niet tot de eigenlijke vestingen rekende,
zouden, bij de practische vernietiging van het Franse veldleger, ook
zonder de genoemde ongunstige omstandigheid onverdedigbaar zijn
geweest en ontruimd zijn. Van meer rechtstreekse invloed is onge
twijfeld de massale desertie en onbetrouwbaarheid der Spaanse en
Zuidnederlandse troepen geweest.
In de nog niet veroverde Waalse gewesten zag men met weinig
minder verlangen naar de komst der geallieerden uit dan in de
'Dietse'. Hetgeen wij lezen omtrent Bergen, de hoofdstad van Hene
gouwen, schijnt deze mening te bevestigen. Marsin had hier enige
troepen in geworpen, doch, zo schrijft hij aan Chamillart, dit had
geen dag later moeten geschieden, daar de burgers op het punt ston
den, een deputatie naar Marlborough te zenden om hem de stad
aan te bieden. Bergeyck had nadien, door zijn handig optreden
('par son savoir-faire') weten gedaan te krijgen, dat zij de bewaking
der poorten en magazijnen, die hun volgens de privilegiën toekwam,
aan het garnizoen overlieten, en hij hoopte, eveneens met een zoet
lijntje, hen te bewegen, hun wapenen over te geven, onder het maar
al te ware voorwendsel, dat het koninklijk magazijn er slecht van
voorzien was1).
De geheel gewijzigde strategische toestand bracht de noodzakelijk
heid met zich van het nemen van belangrijke besluiten op staatkun
dig gebied, besluiten, welke niet lang op zich mochten laten wach
ten. Wij zagen reeds, dat Marlborough en de gedeputeerden op
eigen hand namens de nieuwe souverein Karel iii handhaving van de
bestaande toestand op godsdienstig gebied en het volledig herstel
der oude privilegiën hadden beloofd. De hoofdlijnen der door de
Pelet VI-£03. Over de verwarde toestand in de eerste tijd van het nieuwe bewind: Goslinga aan
Burmania, Brussel 12 Juni (Archief Wassenaer, Twickel). Zie Bijlage 17.