officieel geschiedde 'van wegen den Staet, met concert van de ko
ningin van Groot-Britannië'. De 13e was reeds bepaald, dat alle
acten getekend zouden worden namens de Engelse koningin en de
Staten. De Staten hadden alleen het laatste gewild, doch hadden op
het krachtig protest van Marlborough hun standpunt in deze laten
varen.
HET NIEUWE BEWIND. BELEG VAN OOSTENDE
Er zou over te twisten zijn, of men, hetgeen in dit jaar in de Zui
delijke Nederlanden plaats greep, een verovering of een bevrijding
moet noemen. Over het algemeen waren de overwinnende leger
scharen met veel geestdrift binnengehaald. Allerwege was men ver
heugd over het wegvallen van Franse druk. Deze bevrijding beteken
de echter niet het inluiden van de met zo vurig verlangen tegemoet
geziene vredestoestand, doch de overgang van de ene strijdende
partij naar de andere. Voorlopig zouden de hulpbronnen van het
Zuiden in plaats van aan de Franse- zoveel mogelijk aan de geallieerde
oorlogvoering worden dienstbaar gemaakt. Deze omstandigheid kon
op zich zelf reeds gemakkelijk leiden tot verkoeling van de aan
vankelijke geestdrift. En dan, dat men de Fransen, ten minste nog
geloofsgenoten, gaarne zag vertrekken, hield niet in, dat men met de
Hollanders en Engelsen zo bijzonder was ingenomen. Weliswaar
hadden de zeemogendheden in hun proclamaties er grote nadruk
°P gelegd, dat er op het gebied van de godsdienst niets zou verande
ren, maar de kans, dat in de toekomst de belangen der Kerk in de
verdrukking zouden komen, scheen toch niet denkbeeldig.
De inrichting van het nieuwe bewind had dan ook veel voeten in
de aarde, en het bleek alras, dat een wirwar van elkaar kruisende
belangen en gezindheden zich hierbij aandiende. Goslinga onder
scheidde, in een brief van 9 Juni aan de raadpensionaris, in de lei
dende kringen in het Zuiden vier richtingen. Er waren ten eerste
de Fransgezinden, over wier houding men zich geen illusies hoefde
te maken. Dan de voorstanders van Oostenrijk, in de zin van herstel
van de oude, min of meer idyllische toestanden onder een patriar
chaal bewind. Voorts de omvangrijke groep der 'politieken' of par
tijlozen, en tenslotte diegenen onder de Oostenrijksgezinden, die
67
HOOFDSTUK VI
(Zie Schets nr 3)