gat (tussen Ameland en Schiermonnikoog). De wadden werden bewaakt door
Hr.Ms. Mok I, B.V. 11 en later door het douaneschip Hr.Ms. Laman de Vries.
De kustwachtofficier uit Groningen trof, toen hij trachtte naar Ameland te gaan,
te Oostmahorn het genoemde douaneschip, de postboot van Schiermonnikoog en
een postbarkas aan en voer daarmede naar Ameland; deze schepen zijn later naar
Terschelling gezonden.
Toen op 11 Mei Harlingen door de Duitsers bezet bleek, kreeg Hr.Ms. Douwe
Aukes opdracht, de Blauwe Slenk met mijnen af te sluiten. Na uitvoering daarvan
begaf het schip, dat vergezeld was van Hr.Ms. Gruno, zich naar het Inschot
(het vaarwater naar Den Helder), teneinde zo nodig ook dat te kunnen afsluiten.
Te ongeveer 18.40 werden echter door tien Duitse vliegtuigen een veertiental
magnetische mijnen in de Vliestroom afgeworpen, waardoor Hr.Ms. Douwe
Aukes en Gruno van Terschelling werden afgesneden; zij werden de volgende dag
door C.-Stg.Hd. naar de rede van Texel ontboden.
Hr.Ms. Z 8, die onderweg was met een order voor de beide vorenbedoelde
schepen, ontkwam ternauwernood aan de afgeworpen mijnen en werd van het
vaarwater naar Den Helder afgesneden. Het schip kreeg op 12 Mei ligplaats in de
haven van West-Terschelling als drijvende batterij.
Hr.Ms. B.V. 6 werd op 12 Mei naar Terschelling opgeroepen doch bereikte
slechts het Borndiep, waar het Hr.Ms. B.V. 4 ontmoette.
In de nacht van 13 op 14 Mei trok de C.M.M.T. uit een codebericht de con
clusie, dat zoveel mogelijk schepen naar Engeland moesten uitwijken.
Hr.Ms. B.V. 4 en B.V. 6 kregen opdracht, met hulp van de daarheen gezonden
tjalk „de Dankbaarheid" naar Terschelling te varen. Het kanon van de B.V. 6 en de
gehele inventaris van de B.V. 4 werden in de tjalk overgeladen en op deze wijze
gelukte het de B.V. 6 tezamen met de tjalk naar Terschelling te varen; de B.V. 4
kon echter niet over het wad geraken en moest aan de grond worden gezet.
Op 14 Mei te 17.45 verlieten Hr.Ms. Z 8 en Mok I de haven en het gelukte,
door vlak onder de noordwal van Vlieland te varen, naar buiten te komen en Enge
land te bereiken. Op een dezer schepen bevond zich ook de Commandant van het
Koninklijk Instituut, die wegens ziekte van de C.M.M.T. als vervanger naar
Terschelling was gezonden en door het uitbreken van de oorlog niet naar Den
Helder had kunnen terugkeren, toen vervanging niet meer nodig was.
Na het vertrek der beide bovengenoemde schepen verkreeg de C.M.M.T.
telefonische verbinding met C.-Stg.Hd. en werd het volgende bericht opgenomen:
„wapenstilstand, Z 8 wegzenden, personeel geconsigneerd".
Waarschijnlijk ligt hierin de oorzaak, dat niet meer schepen en personeel zijn
weggezonden. De nog aanwezige schepen vielen in handen van de vijand.
Zoals op blz. 35 is medegedeeld, was de toestand op 10 Mei als volgt:
Hr.Ms. Friso bewaakte de Friese kust en Hr.Ms. Z 3 hield op en neer op de
lijn Enkhuizen-Keteldiep
82
DE OORLOGSSCHEPEN OP HET IJSSELMEER
(Zie kaart nr 1 op blz. 2)