HOOFDSTUK VIII EVACUATIE VAN BURGERBEVOLKING EN VEE Bij de evacuatievoorbereidingen, welke voor het uitbreken van de oorlog waren getroffen, was bepaald, dat een groot gedeelte van de bevolking uit de kop van Noord-Holland in geval van oorlog zou worden afgevoerd naar Friesland. Naast de noden in de eigen provincie had de Commissaris voor de afvoer van de burger bevolking in die provincie dan ook rekening te houden met de mogelijkheid van aankomst van inwoners uit Den Helder en omgeving. Met het oog op deze evacuatie van overzee stelde hij zich in de vroege morgen van 10 Mei in verbinding met de stationschef te Leeuwarden die hem mede deelde, dat noch de spoorwegen, noch de Nederlandse tramwegmaatschappij over materieel beschikten om de vluchtelingen te vervoeren, terwijl bovendien ieder ogenblik orders werden verwacht om wissels en seininrichtingen onklaar te maken, teneinde het binnenlopen van treinen te beletten. De Commissaris deed toen, in samenwerking met de Rijksinspecteur van het verkeer, 25 autobussen verzamelen te Harlingen en 31 autobussen gereedhouden te Leeuwarden, teneinde deze naar behoefte op Harlingen of Stavoren te kunnen dirigeren. De burgemeesters van beide havenplaatsen zegden toe een bericht te zenden, zodra de havens zouden zijn versperd en de aanvoer van vluchtelingen uit de kop van Noord-Holland dienten gevolge onmogelijk zou zijn geworden. Het gelukte gedurende de morgenuren niet om telefonisch contact te verkrijgen met Den Helder. In de loop van de middag berichtten de Burgemeesters van Harlingen en van Stavoren dat de havenversperringen waren aangebracht, terwijl ongeveer tegelij kertijd het gemeentebestuur van Den Helder mededeelde, dat uit de stelling geen evacuatie zou plaats hebben. De Commissaris der Koningin in Friesland liet daarop alle autobussen uit deze provincie, voor zover zij niet voor interne evacuaties nodig waren, over de Afsluitdijk naar Noord-Holland vertrekken. In de kop van Noord-Holland werd ontruiming van de stad Den Helder aan vankelijk niet nodig geacht en de bevolking gaf openlijk te kennen, dat zij liever ter plaatse bleef. Op de derde oorlogsdag werd zij echter enige malen door lucht alarm opgeschrikt en mede in verband met de opmars van de Duitsers tot het IJsselmeer en de Afsluitdijk begon de Burgemeester van Den Helder op evacuatie aan te dringen. C.-Stg.Hd. stelde zich in verbinding met de O.L.Z. en het resultaat was, dat ontruiming van Den Helder nog niet noodzakelijk werd geacht. In de middag van de 14e Mei werd de Proclamatie van de O.L.Z. bekend, waarbij deze aan het Nederlandse Volk mededeelde, dat H.M. de Koningin en Haar Ministers de zetel der Regering naar elders hadden verplaatst en dat de O.L.Z. als vertegenwoordiger van de Regering optrad. Uit het overzicht van de militaire 89 i) De gegevens zijn ontleend aan het boek: „Evacuaties in Nederland 1939-1940" door J. Kool haas Revers, uitgegeven in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken bij het Staatsdrukkerij en Uitgeverijbedrijf.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1960 | | pagina 107