136 BIJLAGE VIII VERSLAG VAN DE CAPITULATIEBESPREKINGEN TE SNEEK, OPGEMAAKT DOOR DE COMMANDANT VAN DE STELLING VAN DEN HELDER Bij het opmaken van het protocol kwam als eerste punt het inleveren van de wapens. - Ik zegde dit toe. Daarna de overgave van alle oorlogsschepen - Ik zegde dit toe, voor zoverre deze aanwezig waren en niet tot zinken waren gebracht. Op de vraag, waar de oorlogsschepen dan thans waren, deelde ik mede, dat die op zee niet meer te achterhalen waren. Dit wekte begrijpelijkerwijs enige beroering. De mijnversperringen moesten worden aangegeven. - Ik verklaarde mij bereid met enkele pot loodstrepen op de kaart de versperringen aan te geven. Op influistering van een der Duitse officieren eiste de Duitse generaal, dat de legrapporten moesten worden overgelegd. - Ik verklaarde hiertoe niet in staat te zijn, omdat die allen waren verbrand. Alle vernielingen moesten onmiddellijk gestaakt worden. De Duitse generaal verlangde dat dit dadelijk telefonisch door mij zou worden bevolen. Ik weigerde een telefoongesprek te voeren uit het Duitse Hoofdkwartier, doch zegde toe, dat de vernielingen zouden worden gestaakt onmiddellijk na mijn terugkeer in den Helder. - Na enig gedelibereer werd hiermede genoegen genomen. De Duitse bevelhebber wenste een tiental gijzelaars in zijn kamp, waaronder een officier. Waar er n.m.m. geen enkel punt was dat moeilijkheden kon opleveren, zegde ik dit toe, waarbij ik even wel mijn bevreemding uitsprak over het gebrek aan vertrouwen in mijn woord. Op de vraag of ik dit protocol wilde tekenen, verzocht ik nog een clausule daarin op te nemen. De Duitse generaal reageerde hierop zeer boos, dat „hij" het protocol opmaakte en niet „ik". Ik repliceerde, dat hij en ik het protocol tesamen opmaakten en niet hij alleen. Ik heb hem toen woordelijk toegevoegd: „U moet wel begrijpen, dat ik alleen de wapens neerleg op hoog bevel van mijn opperbevelhebber en niet omdat de krijgsomstandigheden mij daartoe dwingen. U staat nog steeds buiten de stelling van den Helder en zonder dit hoge bevel zoudt U nog dagen lang er buiten gebleven zijn." De generaal vroeg mij, wat ik dan nog aan het protocol wilde toevoegen. Ik antwoordde: „Onge twijfeld maakt mijn opperbevelhebber in den Haag ook een protocol op met Uw opperbevelhebber. Als daar zaken in voorkomen, die in strijd zijn met wat thans hier wordt opgemaakt, moet hetgeen in den Haag is uitgemaakt, prevaleren". Hiertegen werd geen bezwaar gemaakt. Het protocol werd daarop getypt en getekend. Vóór mijn vertrek nam de Duitse generaal mij een ogenblik apart; hij sprak zeer zacht, opdat niemand hem zou kunnen horen. Hij verzekerde mij, dat hij de situatie, waarin ik verkeerde, begreep en noemde die „eine schleunige Situation". Ik heb even de schouders opgehaald en toegegeven, dat de situatie voor mij inderdaad zeer pijnlijk was. Verder deelde de generaal mij mede, dat zijn divisie uit Polen kwam en dat dit de reden was, waarom hij gijzelaars vroeg. Ik kon alleen antwoorden, dat hij hier in Holland en niet in Polen was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1960 | | pagina 154