verlofgangers keerden onmiddellijk naar hun onderdelen terug. Op 7 Mei gelastte
de O.L.Z. ingaande 8 Mei de „verscherpte bewaking binnenland". Dit hield o.m.
in, dat in de depots der infanterie uit de recruten, die drie maanden dienst hadden,
depotcompagnieën bewakingstroepen werden gevormd en dat daarvan 11 Dep.C.
Bew.Tr. beschikbaar werd gesteld voor de bewaking van de hulpvliegvelden
Middenmeer en Wieringermeer, terwijl 21 Dep.C.Bew.Tr. ter beschikking kwam
voor de bewaking van het Vliegkamp De Kooi en het Vliegpark De Vlijt, alsmede
voor andere bewakingsobjecten. Deze waren op 8 Mei op hun bestemming aan
gekomen. Op Wieringermeer bevond zich toen nog een sectie van 45 Res.Gr.C.,
die echter op 9 Mei vertrok naar Breezanddijk. Op 10 Mei stond aanvankelijk van
11 Dep.C.Bew.Tr. een sectie op Wieringermeer en het gros op Middenmeer, doch
in de loop van de dag werden op elk der beide hulpvliegvelden twee secties ge
plaatst. Van 21 Dep.C.Bew.Tr. werd een sectie gezonden naar De Vlijt, een sectie
naar De Kooi, terwijl het overblijvende deel van de compagnie werd gelegerd
op het fort Erfprins, van waaruit een aantal objecten in Den Helder van bewaking
werd voorzien.
Voor 9 Mei was door de O.L.Z. (evenals voor 8 Mei) voor de troepen van de
strategische beveiliging verhoogde graad van strijdvaardigheid bevolen van een
uur vóór zonsopgang tot 8.00.
C.-Lvd. gaf op 8 Mei namens de O.L.Z. bevelen uit voor de vliegparken en
vliegvelden, de luchtdoelbestrijdingsmiddelen en de luchtstrijdkrachten, o.m.
inhoudende, dat tot nader order van 3.15 tot 8.00 het personeel van de luchtdoel
bestrijdingsmiddelen en van de bewakingstroepen der vliegparken(-velden) zich
in de hoogste graad van strijdvaardigheid moest bevinden; dat gedurende die tijd
alle jacht- en bombardementsvliegtuigen gereed moesten staan om op te stijgen,
terwijl alle vliegvelden de gehele nacht verduisterd moesten zijn. De maatregelen
voor luchtbescherming moesten bovendien volledig zijn getroffen. (Zie voor het
volledige bevel Hoofdstuk V.)
Op 9 Mei waren de berichten, die bij de O.L.Z. binnenkwamen zodanig, dat te
20.45 de volgende waarschuwing werd uitgezonden: „Van de grens komen zeer
verontrustende berichten binnen; weest dus zeer op uw hoede".
Daarop volgde te 23.15 het bevel voor volledige strijdvaardigheid voor de troe
pen, betrokken bij de strategische beveiliging, ingaande te 3.00.
Op 10 Mei te 1.10 gaf C.-Lvd. bevel aan alle Ja.V.An., dat alle gevechtsgerede
toestellen van 3.00 af gereed moesten zijn voor onverwijld opstijgen. Zij moesten
opstijgen, hetzij op bevel van C.-Lvd., hetzij op eigen initiatief na eigen waar
neming of na radioluchtmeldingen.
De toestand aan de zeezijde had zich op 9 Mei als volgt ontwikkeld.
Maatregelen waren genomen om het bevaren van de toegangen te bemoeilijken
door het instellen van de oorlogsbetonning en -verlichting, het versperren der
zeegaten door mijnen, het instellen van verboden gebieden en het bewaken der
toegangen door de bewakingsdienst van de Koninklijke Marine in samenwerking
met de marine-kustwachtposten en de kustartillerie.
18