In de Wonsstelling werden twee sectiën zoeklichten van de Zl.A.-Stg.Hd. in gedeeld ter verlichting van het voorterrein. In de nacht van 11 op 12 Mei werd 1 Bt.Lu.A. verplaatst naar het terrein onmiddellijk ten zuiden van fort Erfprins, ter betere bescherming van de haven en de marine-etablissementen. De mondelinge bevelen, die C.-Stg.Hd. in de avond gaf aan de Commandanten van 33 en 36 R.I. en het in de vroege morgen van 12 Mei uitgegeven schriftelijke bevel (hierna opgenomen als Bijlage V) kwamen op het volgende neer. In de kop van Noord-Holland (zie kaart nr 12) werd het landfront ten zuiden van de stoplijn in drie vakken verdeeld, n.l. west-, midden- en oostvak. Het westvak werd bezet door de vrij gekomen delen van 21 G.B. dat tevens het zee- front behield en dat, behalve met 21 Res.Gr. C., bovendien werd versterkt met 45 C.Mr. (min een sectie); het middenvak werd bezet door 11-45 R.I. versterkt met 1-II-33 R.I. (de compagnie, die reeds naar dat front was gezonden1)); het oostvak werd bezet door 11-36 R.I. versterkt met 36 C.Mr. De scheidingslijnen waren resp. de Zanddijk (bij 21 G.B.) en de lijn: spoorlijn tot de Korte Vliet - de Korte Vliet - pl. 62 aan het Noord-Hollandsch kanaal. De stoplijn (derde lijn van weerstand) werd bezet door 11-33 R.I. (min 1), doch er blijkt niet uit het bevel in hoeverre de vóórbataljons, behalve de voorposten en de frontlijn, tevens de tweede lijn moesten bezetten. C.-36 R.I. werd belast met het bevel over het landfront terwijl C.-45 R.I. het bevel over zee- en landfront kreeg. De commandoposten van Cn.-45 R.I., 36 R.I. en 21 G.B. werden ingevolge het bevel gevestigd in het werk Dirks Admiraal. Uit de gegevens blijkt echter, dat zich op dat werk tevens bevonden C.-33 R.I., C.-II-33 R.I. en C.-II-45 R.I.; totaal dus zes staven bij elkaar. De taak van de vóórbataljons in het landfront was de hardnekkige verdediging met het zwaartepunt op de droog blijvende accessen, n.l. de duinstrook, de terrein- strook langs het Noord-Hollandsch kanaal en de droog blijvende wegen, welke accessen door de pioniers met landmijnen moesten worden afgesloten. Van de kustbatterijen werden voor steun aan het landfront aangewezen: 2e Bt. 15 1. 40 (Bt. Begraafplaats); le Bt. 15 1. 35 (Bt. Vrede en Vrijheid); 2e Bt. 7 1. 40 (Bt. Duinrand-noord); 3e Bt. 7 1. 40 (Bt. Falga). Deze batterijen moesten echter tevens zo nodig vuur brengen voor het zeefront. De Bt. 8 st. bij Zanddijk bleef ingedeeld bij het landfront van 21 G.B. Behalve dat C.-21 G.B. zijn commandopost op 13 Mei van Dirks Admiraal verplaatste naar fort Erfprins, valt over de kop van Noord-Holland verder niets bijzonders mede te delen. Op Wieringen behield het Detachement Den Oever met de twee marinebatte rijen zijn taak. Daarachter werd het Bataljon Den Oever opgesteld met de opdracht, 47 1) In het bevel is deze compagnie vergeten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1960 | | pagina 65