werden op last van C.-Lvd. in de late namiddag overgevlogen naar Buiksloot, teneinde voor gevechtsacties te worden gebruikt. Er waren toen nog slechts drie toestellen over. Aan het einde van de 10e Mei was het moreel van de troep volgens de C.T.T. zeer hoog, doch er begonnen geruchten over verraad de ronde te doen. Op 11 Mei was het opnieuw noodzakelijk maatregelen te nemen tegen personeel, dat met handvuurwapens op vliegtuigen schoot of dat zich niet behoorlijk dekte en uit nieuwsgierigheid naar overvliegende vijandelijke vliegtuigen bleef staan kijken. Zware mitrailleurs werden op vrachtauto's gemonteerd teneinde hiermede langs de oostkust van het eiland te patrouilleren, zulks in verband met de bekend geworden opmars van de Duitsers door de noordelijke provinciën. Op 12 Mei werden door personeel van de militaire luchtvaart mitrailleurs op gesteld aan de westrand van het Vliegpark De Vlijt en de C.T.T. voerde besprekin gen met de Commandant van de kustbatterij Den Hoorn over de mogelijkheid van het afgeven van artillerievuur op het vliegveld voor het geval de Duitsers daarop zouden landen. Van het personeel van de militaire luchtvaart werden twee patrouilles met mitrailleurs op auto's blijvend te De Cocksdorp geplaatst terwijl zes auto's met personeel werden gereed gesteld voor een eventueel optreden tegen parachutisten. Op 13 Mei kwam 3-1-36 R.I. ter beschikking (zie blz. 48). In verband met de bezetting van Friesland door de Duitsers achtte de C.T.T. ondernemingen tegen de oostkust van Texel niet uitgesloten. Hij besloot de ver dediging van het eiland te reorganiseren, zodat het zwaartepunt werd gelegd op de oostkust en op een stelling dwars over het eiland achter de reeds gestelde inundatie en met het vliegveld van De Vlijt voor de frontlijn. Hiertoe gaf hij het bevel uit, dat is opgenomen als Bijlage VI. In dat bevel noemde hij de te bezetten oost kust de „ooststelling" (hoewel er slechts sprake was van enkele te bezetten punten) en de te bezetten lijn Noorddijk-Ruigendijk-De Nederlanden de „noordstelling". De noordstelling werd in drie vakken verdeeld, met als scheidingslijnen: tussen zuid- en middenvak de lijn gemaal bij de Oosterkolk (bij middenvak)-Noordwijk (bij middenvak)-Veldheim (bij zuidvak)tussen midden- en noordvak de Zanddijk. Het rechtervak, gedekt door de inundatie van de polder „Het Noorden", werd bezet door een sectie van 3-III-45 R.I. Het middenvak werd bezet door een sectie van 2-III-45 R.I., een sectie zw.mitr. en het bewakingsdetachement van het Vliegpark De Vlijt (een sectie van 3-III-45 R.I. en een sectie van 21 Dep.C.Bew. Tr.), tezamen dus drie secties tirailleurs en een sectie zw.mitr., terwijl hierbij ook het 4e Pel. van 1 C.Lu.Mitr. (2x2 tl. en 2 mitr. M. 25) werd ingedeeld. De Com mandant van het Vliegpark De Vlijt had het commando over dit vak. In het linker vak werd een sectie van 2-III-45 R.I. geplaatst; daarachter werd een sectie van die compagnie te De Koog opgesteld als bataljonsreserve, terwijl een sectie van die compagnie met een sectie zw.mitr. front west de stelling bezette, welke de C.T.T. de „stelling De Koog" noemde. De oostkust (ooststelling) werd als volgt bezet: 50

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1960 | | pagina 68