HOOFDSTUK VI
DE KONINKLIJKE MARINE
In dit hoofdstuk worden slechts de voornaamste handelingen van de Koninklijke
Marine vermeld. De volledige beschrijving daarvan heeft plaats bij het Bureau
Maritieme Historie van de Marinestaf.
Onder Hoofdstuk II sub a, Paraatheid, is medegedeeld, dat tegen 3.00 algehele
paraatheid voor de schepen en inrichtingen van de Koninklijke Marine was be
volen.
Als gevolg daarvan waren alle schepen gevechtsgereed en klaar voor luchtafweer,
terwijl zij op enkele uitzonderingen na bij het aanbreken van de dag buiten de
haven vertoefden. Het personeel aan de wal was op zijn post.
De gebeurtenissen speelden zich als volgt af:
Dat de oorlog was uitgebroken bleek, toen na het nachtelijk overvliegen van
vliegtuigen te ongeveer 3.40 door zes Duitse watervliegtuigen magnetische mijnen
werden afgeworpen in het Marsdiep, waarbij van Wierhoofd uit kon worden
vastgesteld, dat het vaarwater onder de dijk nog vrij was gebleven.
De havenverdediging, die onder bevel stond van de Commandant van het
Wachtschip in de buitenhaven (het Nieuwe Diep), was sedert 3.00 gealarmeerd
en het personeel was op zijn post.
Er was een Algemeen Commandant alarmtroepen aangewezen, die kon be
schikken over het daartoe aangewezen personeel van de verschillende inrichtingen.
Op het Wachtschip werden voortdurend enige stoottroepen gereedgehouden.
Op Hr.Ms. van Speyk, opleidingsschip voor machinekamerpersoneel, dat binnen
de Rijkswerf lag, werd een anti-parachutisten wacht betrokken terwijl een landings
divisie1) gereed werd gehouden om uit te rukken.
Aan boord van Hr.Ms. Schorpioen, logementsschip voor de torpedodienst, werd
eveneens een landingsdivisie gereed gehouden, terwijl uit de vaste bemanning een
stoottroep van 30 man was gevormd. De landingsdivisie, ongeveer 90 man sterk,
werd naar de marinekazerne gezonden.
In de marinekazerne, die tezamen met het logementsschip Buffel ongeveer
600 man personeel telde, waarvan 450 zeemiliciens, was de ruimte eigenlijk te
beperkt met het oog op luchtgevaar, doch er bestond geen gelegenheid voor
verspreiding en legering.
Op 11 Mei vertrok hiervan een compagnie (van ongeveer 180 man) naar Durger-
dam, terwijl bovendien nog enige stootgroepen werden gevormd.
Voorts werden landingsdivisies gevormd uit de adelborsten en uit het personeel
in de onderzeedienstkazerne. Het terrein van deze kazerne werd tegen lucht-
78
INRICHTINGEN AAN DE WAL
Onder landingsdivisie wordt verstaan een afdeling matrozen en (of) mariniers, die op een schip
wordt ingedeeld voor optreden aan de wal.