dat de Duitsers met vaartuigen troepen in de rug van Kornwerderzand zouden
brengen, gaf hij aan Hr.Ms. Friso en Z. 3 opdracht, dit te beletten. Te 2.30 gaf
hij opdracht aan de mijnenvegers Hr.Ms. Abraham van der Hulst en Pieter
Florisz, onmiddellijk naar het IJsselmeer te vertrekken en met de daar aanwezige
schepen samen te werken bij het verhinderen van een overtocht van Duitse troepen
van Stavoren naar de Hollandse kust.
In de vroege morgen van 12 Mei verscheen de Britse destroyer Griffin voor
Den Helder. De commandant vroeg, in opdracht van de admiraal te Chatham,
waarmede deze de Nederlandse marine behulpzaam kon zijn. Nadat hem verzocht
was om steun van jacht- en bombardementsvliegtuigen, waarvoor een landings
terrein in de Wieringermeer in gereedheid kon worden gebracht, vertrok het schip
weder.
De bewakingsvaartuigen Hr.Ms. B.V. 1 en B.V. 41 brachten op 12 Mei munitie
naar Vlissingen.
Voor de mijnenleggers op de rede vormden de vrijwel onafgebroken lucht
acties een groot gevaar, daar zij van een volledige voorraad mijnen waren voorzien.
Na overleg met de C.M.S. werd besloten een versperring te leggen, aansluitende
aan en west van de Haaksgronden.
Dit werd uitgevoerd door de mijnenleggers Hr.Ms. Nautilus, Willem van der
Zaan en Jan van Brakel, die daarna weder naar de rede terugkeerden. De onderzee
boten Hr.Ms. O 9 en O 10 vertrokken onder geleide van het bewakingsvaartuig
B.V. 5 naar Engeland.
In de morgen van 13 Mei kwam de kanonneerboot Hr.Ms. Johan Maurits van
Nassau te Den Helder aan. Dit schip bevond zich bij het uitbreken van de oorlog
in Zeeland, doch was op 10 Mei naar Hoek van Holland gedirigeerd met bestem
ming Rotterdam. Toen aldaar Hr.Ms. Van Galen ten onder was gegaan, was de
opdracht komen te vervallen. Het schip had echter averij gekregen, doordat een
ketting van een ankerboei in de schroef was gekomen, weshalve het naar Den
Helder was opgestoomd om te repareren. Ongeveer tegelijkertijd kwam ook de
Britse luchtweger Valorous aan en deze schepen werden de Texelstroom ingezonden
teneinde vuursteun te geven aan Kornwerderzand, meer bepaaldelijk door de
vijandelijke artillerie bij de kop van de Afsluitdijk onschadelijk te maken.
Hoe deze opdracht werd uitgevoerd is reeds in Hoofdstuk IV onder g mede
gedeeld.
De mijnenlegger Hr.Ms. Willem van der Zaan laadde in de buitenhaven brand
stof, munitie, reservematerialen (o.a. voor de uit Vlissingen naar Engeland ge
zonden Hr.Ms. Sumatra) en vertrok met een hoeveelheid personeel boven de
sterkte op 13 Mei naar Engeland. Op deze dag kwamen de mijnenlegger Hr.Ms.
Douwe Aukes en de kanonneerboot Hr.Ms. Gruno, die door afgeworpen Duitse
magnetische mijnen van Terschelling waren afgesneden, op de rede aan.
In de avond van 13 Mei kwamen tien marine-officieren van het Departement
van Defensie aan die ingevolge hun opdracht verzochten, met een voor Engeland
bestemd schip te mogen vertrekken. Hieraan werd voldaan, niettegenstaande het
niet mogelijk was, voor het verkrijgen van nadere inlichtingen hieromtrent ver-
80