De opstelling was daarna als volgt
C.-42 R.I. te IJmuiden-oost; C.-III-42 R.I. te oud-IJmuiden; 1-III-42 R.I. be
zette het Hoogoventerrein; 2-III-42 R.I. bezette het sluizencomplex; 3-III-42 R.I.
was reserve in een school te IJmuiden; C.-10 G.B. op het Hoogoventerrein;
1-10 G.B. (min een sectie) bezette het duinterrein ten zuiden van het Buiten
kanaal; een sectie van 1-10 G.B. was op het Fort geplaatst; 2-10 G.B. bezette
het terrein van Wijk aan Zee tot het Hoogoventerrein.
De indeling en opstelling van de zware infanteriewapenen is niet meer nauw
keurig bekend. De westelijke uiteinden van de sluiseilanden waren bezet door
zw.mitr. en pag., die de vaarwaters bestreken.
De op 8 Mei ingedeelde Dep.Cn.Bew.Tr. hadden de volgende bewakingstaken
gekregen.
12 Dep.C.Bew.Tr. (min twee secties): de commandant bevond zich zonder
bepaalde opdracht te Wijk aan Zee; een sectie bewaakte het telefoonkantoor te
Wijk aan Zee; een sectie bewaakte het telefoonkantoor te Beverwijk.
7 Dep.C.Bew.Tr. (min twee secties): de commandant had geen taak en was
ter beschikking van C.-10 G.B.; een sectie bewaakte het radiostation te IJmuiden;
een sectie bewaakte het P.E.N. gebouw ten zuidwesten van Beverwijk.
Op 10 Mei vanaf ongeveer 2.00 werden de radiomeldingen van de luchtwacht
dienst opgevangen, die het overvliegen van vliegtuigen van oost naar west meldden.
Omstreeks 3.30, toen het enigszins begon te dagen, naderden drie vliegtuigen
uit het zuiden op ongeveer vijf km uit de kust, die ter hoogte van IJmuiden naar
de kust toe draaiden, waarna twee vliegtuigen elk een magnetische mijn boven de
Buitenhaven afwierpen. Van een der mijnen ontplooide de parachute zich niet;
van beide mijnen kon de juiste plaats worden vastgesteld. Door vuur van de lucht
doelartillerie werd waarschijnlijk een vliegtuig getroffen, dat nabij Castricum neer
stortte.
Onmiddellijk hierna naderden opnieuw drie vliegtuigen, laag vliegend dicht
langs de kust, waarop geen vuur kon worden afgegeven. Deze wierpen eveneens
twee mijnen, waarvan de parachutes zich ontplooiden. Een mijn kwam ten noorden
van de noorderpier in onbevaarbaar water terecht, terwijl de tweede op de noorder-
pier viel en ontplofte zonder veel schade aan te richten.
De C.P.IJ. gaf bevel, op het Noorder- en Zuiderhoofd een zware mitrailleur te
plaatsen, waarmede echter geruime tijd gemoeid was, daar de mitrailleurs vrij ver
van de hoofden verwijderd waren opgesteld.
Inmiddels was een derde groep vliegtuigen komen overvliegen, die twee mijnen
loslieten boven de sluizen. Een kwam dicht voor de Zuidersluizen terecht, de
andere verder oostwaarts onder de wal.
De C.P.IJ. nam maatregelen om het scheepvaartverkeer zoveel mogelijk te
beveiligen door het zuiver vaststellen van de plaatsen waar de mijnen lagen, door
mijnenvegen en door pogingen, om door het over de mijnen slepen van een lichter
deze tot ontploffing te brengen. Hij deed de bewoners van oud-IJmuiden en van de
huizen ten westen van de Haringhaven hun huizen ontruimen. Alle Duitsers en
8