Anna W. met aan boord voorraden en uitrusting voor de Jacob van Heemskerck.
De schepen bereikten allen Engeland. In de voormiddag van 11 Mei kwamen
enige Duitse watervliegtuigen over, waarvan er een twee mijnen liet vallen nabij de
oostzijde van het zuidelijke sluiseiland, die daar explodeerden. Dit vliegtuig werd
door 152 Bt.Lu.A. aangeschoten en stortte in Assendelft neer. De andere water
vliegtuigen wierpen vier mijnen in de omgeving van de Velserbrug, waarvan de
plaats nauwkeurig werd vastgelegd; het vaarwater bleef open.
De Britse vernielingsploeg maakte een aanvang met de voorbereidingen voor
de vernieling van de sluizen en het aanbrengen van springladingen in de blokkeer-
schepen, die in de Hoogovenhaven gereed lagen.
Een en ander werd de volgende dagen voortgezet.
Tegen de avond vertrokken vele vissersschepen, die uit Amsterdam waren terug
gekeerd, naar Engeland en bovendien zeven zeeschepen.
Te 19.30 verschenen de Franse jagers Cyclone en Sirocco in de haven; zij meer
den voor de Noordersluis. Deze schepen hadden op 10 Mei Franse troepen
schepen naar Zeeland geconvoyeerd en kwamen te IJmuiden Franse vluchtelingen
aan boord nemen; beide schepen waren aan Duitse bomaanvallen ontsnapt. De
verwachte vluchtelingen waren nog niet aangekomen en toen na telefonische
informaties bleek, dat de aankomst niet voor de avond van 12 Mei zou plaats
hebben, vertrokken de schepen weder naar Duinkerken.
Te ongeveer 21.00 kwam het reeds genoemde Britse smaldeel opnieuw voor de
haven om het Prinselijk gezin af te halen, doch ook ditmaal moest de C.P.IJ. de
commandant doen weten dat het vertrek niet kon doorgaan. Van deze gelegenheid
werd gebruik gemaakt om de voor Londen en Parijs bestemde Nederlandse militaire
missies naar H.Ms. Galathea over te brengen.
Uit 's-Gravenhage kwam bericht (per telex en telefoon) van het Hoofd van het
Bureau Zeeverkeer, dat een trein met Duitse krijgsgevangenen op weg was naar
IJmuiden en dat deze zo vlug mogelijk moesten worden verscheept. Voor dit ver
voer werd van de nog in het Noordzeekanaal liggende schepen het S.S. Westland
van de Kon. Holl. Lloyd bestemd, dat te 15.00 naar buiten gesleept en aan de toe
ristensteiger werd gemeerd. Tezelfdertijd kwamen een bewakingsdetachement
bestaande uit dezelfde luitenant der mariniers met een sectie van de landingsdivisie
uit Amsterdam, die het goudtransport had begeleid en een detachement uit Den
Helder, bestaande uit 1 officier, 1 oppertorpedist, 15 adelborsten en 20 stokers te
IJmuiden aan. Na ontvangst van bericht dat de komst der krijgsgevangenen was
vertraagd, werden de detachementen ingescheept op het S.S. Westland.
In de avond te ongeveer 20.45 liepen de Nederlandse torpedoboten Hr.Ms.
Z 6, Z 7 en G 15, komende van Den Helder, de haven binnen; zij meerden aan de
steiger bij de Middensluis.
Op 12 Mei was er veel scheepvaartverkeer, terwijl de Duitsers talrijke lucht
acties uitvoerden. Even na zonsopkomst vertrok het S.S. Sembilan van de S.M.
Nederland met aan boord de voor Brussel bestemde Nederlandse militaire missie.
Op 15 mijl zuidwest van IJmuiden werd dit schip door een bommenwerper
aangevallen, zodat de gezagvoerder het S.O.S.-sein deed uitzenden. Van de op dat
11