ogenblik uitvarende Nederlandse torpedoboten Z 6, Z 7 en G 15 werd de Z 6 aan
gewezen om assistentie te verlenen, terwijl bovendien twee sleepboten uitvoeren.
De bommen bleken het doel echter te hebben gemist, zodat hulp niet nodig was.
Van vier uit Amsterdam komende schepen werd er een (de Java) naar de Hoog
ovenhaven gedirigeerd om beschikbaar te zijn voor transportdoeleinden of als zink-
schip.
Te 10.30 werd het voor vervoer van krijgsgevangenen gereed liggende S.S.
Westland door een bommenwerper aangevallen, die tengevolge van het afweervuur
op grote hoogte moest blijven en daardoor het doel miste. Kort na de middag
viel een andere bommenwerper aan, die het schip eveneens miste, doch een oud
huizenblok trof en dit vernietigde.
De zeer opvallende wit geschilderde Westland kreeg nu opdracht van de C.P.IJ.
om zee te kiezen, op minstens 30 mijl uit de kust te blijven en zich tegen midder
nacht bij het buiten de haven op post liggende onderzoekingsvaartuig te melden.
Een bewakingsdetachement van een adelborst met vijftien man bleef aan boord.
De Westland kreeg echter buitengaats van twee Britse jagers opdracht, zich
naar Duins te begeven, doch keerde terug toen de Gezagvoerder langs telegrafische
weg opdracht ontving, zich te middernacht te melden. Toen deze daarop bemerkte,
dat hij zonder kustverlichting niet kon binnenvaren vertrok hij toch naar Engeland.
Inmiddels was te 16.00 een trein met ongeveer 600 krijgsgevangen parachutisten
onder bewaking van 3-III-12 R.I. aangekomen, terwijl er te ongeveer 23.00 nog
300 met vrachtauto's werden aangevoerd. De leiding van deze transporten berustte
bij een kapitein van het Algemeen Hoofdkwartier.
Aangezien het S.S. Westland niet was verschenen, werden de krijgsgevangenen
in de kelders van de vishallen ondergebracht. Op verzoek van de C.P.IJ. werd het
S.S. Phrontis van de Stoomvaartmaatschappij Oceaan uit Amsterdam naar IJmui-
den gedirigeerd, waarop 13 Mei te 5.30 de krijgsgevangenen werden ingescheept.
Het schip, dat vroeger als zg. hadjischip had dienst gedaan, was voor dit vervoer
zeer geschikt.
Buiten de pieren werd het door een Duits vliegtuig aangevallen, doch de vier
afgeworpen bommen kwamen ongeveer 50 m achter het schip terecht. Hoewel het
de bedoeling was dat het bewakingsdetachement zou terugkeren, is dit door de
capitulatie niet meer uitgevoerd.
Op 12 Mei te 20.30 liepen drie Britse torpedomotorboten, de nrs. 22, 24 en 25
onder bevel van lieutenant-commander A. B. Cole, binnen die op verzoek van de
Chef Marinestaf waren gezonden om assistentie te verlenen bij de verdediging
van het IJsselmeer. Te ongeveer 22.00 scheepte schout bij nacht E. A. Vreede, die
was belast met de maritieme verdediging van het IJsselmeer, zich in, waarna de
flottielje op 13 Mei te 0.00 naar Amsterdam vertrok.
Op 12 Mei te 21.30 liepen de Britse flottieljeleider H.Ms. Codrington (Captain
G. E. Creasey) en de jagers H.Ms. Hyperion en Windsor de haven binnen, terwijl
de Franse jagers Cyclone en Sirocco wederom verschenen.
Daarna kwamen tegen 22.00 H.K.H. Prinses Juliana en Z.K.H. Prins Bernhard
met Hun beide Kinderen en Hun gevolg aan bij de Velser pont in een gepanlser-
12