gave van het commando bezig was met maatregelen om zoveel mogelijk marine schepen en schepelingen de haven te doen verlaten, nam wel waar, dat het Fort werd ontruimd, doch had geen tijd zich daarmede te bemoeien. Het batterijschip werd door de commandant tot zinken gebracht en het personeel ging over naar de hulpmijnenvegers, die vaargereed werden gemaakt. Voorraden uit het Marinedepot en waardevolle zaken werden aan boord gebracht en voor zo veel dit niet mogelijk was, vernietigd. Het gerucht van de capitulatie was intussen doorgedrongen tot het marine personeel en maatregelen moesten worden genomen om te voorkomen, dat marine schepelingen zich aan vertrek zouden onttrekken. Als gevolg van de genomen maatregelen vertrok Hr.Ms.B.V. 45 (in de na middag naar binnen geroepen) waarop, behalve de bemanning, 42 man van het batterijschip en 13 vluchtelingen, waaronder de Britse consul-generaal en vice- consul, waren ingescheept. Voorts vertrokken twee nog niet in dienst gestelde hulpschepen van de mijnenveeg- en bewakingsdienst, de boeienschepen 3 en 4, beiden behorende tot de D.M.V.II en boeienschip 5 (Hoek van Holland). Op deze schepen bevonden zich vele vluchtelingen. De stroom van Joodse vluchtelingen was zeer groot geworden; zij werden met alle mogelijke middelen zoveel mogelijk afgevoerd. Zo vertrokken de aanvankelijk voor zinkschepen bestemde S.S. Bodegraven en Java, drie andere schepen en een aantal loggers en trawlers met vluchtelingen naar Engeland. Sedert de namiddag waren de vernielingen en het tot zinken brengen van schepen, dokken en kranen in volle gang. Het S.S. Naaldwijk van de Stoomvaart Mij. Wijklijn werd in het Zuidertoelei- dingskanaal tezamen met de Mijnenveger 4 tot zinken gebracht, zodat dit kanaal volledig versperd was. De Engelse vernielingsploeg werkte met grote voortvarendheid. Nadat de J. P. Coen was doorgeschut voor zijn laatste reis, werden de bewegingsinrichtingen van alle sluisdeuren vernield, evenals de electrische centrale van het sluizencomplex. Van het Hoogovenbedrijf werd de koelinstallatie vernield. De droogdokken van het staatsvissershavenbedrijf, de stoomkranen van de Verenigde Steenkolenhandel N.V. in de Haringhaven en de baggermolen IJmuiden in de Berghaven werden tot zinken gebracht. Buiten de haven bevonden zich de B.V. 17 en B.V. 42, die te 16.15 plotseling werden beschoten door de kustartillerie. Dit was echter het verschieten van de munitie door de kustartillerie, doch de commandanten meenden dat IJmuiden door de Duitsers was bezet; toen daarop radio-telefonisch overleg met de C.P.IJ. niet voorschriftmatig werd beantwoord werd de argwaan vergroot, weshalve de schepen naar Engeland vertrokken. Op last van de Britse vernielingsploeg werden twee sleepboten van de firma Wijsmuller tot zinken gebracht, die hadden moeten dienen voor het verslepen van de J. P. Coen en voor het vervoer van personeel naar Engeland. Ternauwernood kon worden voorkomen, dat de B.V. 16 (des morgens buiten afgelost door de B.V. 17) en het betonningsvaartuig Inspecteur Generaal Twent tot zinken werden gebracht. Laatstgenoemd schip werd, na volledig bemand en geapproviandeerd te 17

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1961 | | pagina 33