zijn, met het grootste deel van de Britse marine-vernielingsploeg aan boord naar Engeland gezonden. Hr.Ms. B.V. 16 was stoomklaar en had voldoende bemanning aan boord, doch is niet meer uitgevaren door onwil van schipper en bemanning. Tenslotte werd onder de persoonlijke leiding van de C.P.IJ. de J. P. Coen naar de havenmond gesleept. De C.P.IJ. had, toen hem was gebleken dat de twee krachtige sleepboten van Wijsmuller tot zinken waren gebracht, stoom doen stoken in de mijnenveger M.V. 3, een vroegere sleepboot. Met behulp van deze en de kleine havensleepboot Atjeh van de Stoomvaartmaatschappij Nederland kon hij dank zij het rustige weer de J. P. Coen naar de buitenhaven verhalen. Op zijn last was het vuurtorenlicht als in vredestijd ontstoken waardoor de indruk werd gewekt dat IJmuiden had gecapituleerd. Tijdens de manoeuvre kwamen Duitse vliegtuigen over, die de J. P. Coen met lichtspoormunitie bevuurden. Twee vliegtuigen lieten bovendien magnetische mijnen vallen. De C.P.IJ. kon de aangebrachte springladingen te rechter tijd tot ontploffing doen brengen door het aan boord van de Coen zijnde springcommando, bestaande uit Britten en Nederlanders, die daarna het schip verlieten. De Coen kwam aan de grond op 10 a 20 m van de lijn van de pierhoofden ver wijderd met aan de zuidzijde geen vaarruimte, doch aan de noordzijde een opening van 75 m. De C.P.IJ. gaf order, de M.V. 3 in die opening tot zinken te brengen nadat de opvarenden waren overgestapt op de Atjeh. Commander Goodenough overtuigde zich met de motorsloep of nog personeel aan de kant gereed stond en pikte nog enkele mannen van het Zuiderhoofd op. Daarna werd de M.V. 3 achter de Coen tot zinken gebracht. Deze kwam echter ten westen van het achterschip van de J. P. Coen niet hinderlijk voor de scheep vaart aan de grond. Te ongeveer 23.15 vertrok de Atjeh naar zee met aan boord de C.P.IJ., kapitein luitenant ter zee Hellingman, Commander Goodenough en een aantal Nederlandse en Britse marinemannen en militairen. Men hoopte buitengaats de hulpmijnenve- gers, die daartoe order hadden ontvangen, nog aan te treffen. Toen deze niet aan wezig waren, werd met de Atjeh koers gezet naar Engeland ondanks het protest van de kapitein van de sleepboot. Het schip, berekend op 25 man, had ongeveer 70 man Nederlanders en Britten aan boord, nagenoeg geen drinkwater en geen eten. Op 15 Mei te 15.00 werd op zee de reddingboot Zeemanshoop van Schevenin- gen, die motorstoring had, aangetroffen, op welk schip zich 48 joodse mannen, vrouwen en kinderen bevonden, velen van Duitse nationaliteit. De boot werd op sleeptouw genomen en te ongeveer 17.00, toen de kolenvoorraad op zijn eind begon te raken zodat reeds begonnen werd met het slopen van de houten betimmering, doemde de Britse torpedobootjager H.Ms. Venomous uit de nevel op, die de meeste opvarenden der beide boten overnam; deze werden door een inmiddels naderbij gekomen Britse sleepboot op sleeptouw genomen. Hoewel voor het versperren van het Noordertoeleidingskanaal de S.S. Beverwijk en Eem in de Hoogovenhaven gereed lagen, moest dit door tijdgebrek, vliegtuig- aanvallen en het ontbreken van sleepboten worden opgegeven. Niettegenstaande de Duitsers door magnetische mijnen en luchtaanvallen ge- 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1961 | | pagina 34