werd daarop vuur afgegeven door de Batterijen VII en VIII van Rozenburg. Van
19.00-21.00 werd eveneens daarop door de koepels A en B (24 1. 30) van het fort
Maasmond storend vuur afgegeven, hetgeen door de terugkeer van het naar Rozen
burg gezonden detachement weder mogelijk was geworden.
Er kwamen vervolgens verschillende berichten binnen waaruit bleek, dat
Duitsers zich ophielden bij de Oranjesluizen (oostpunt van het Staalduinse bos),
bij de samenkomst van Maasdijk en Heemweg en in verschillende plaatsen in het
Westland.
De P.C. was van oordeel, dat voor behoud van een goed aansluitende verdediging
vooralsnog van een aanval op de voornamelijk in en bij het Staalduinse bos aan
wezige Duitsers moest worden afgezien.
In de namiddag had er in het oostelijk deel van de Positie plotseling een schiet
partij uit huizen plaats, die een paniek veroorzaakte, waarbij allerlei geruchten
de ronde deden. Het gevolg was, dat het meest oostelijk deel van de verdedigende
stelling min of meer werd ontbloot.
Dat zelfs de P.C. daarvan onder de indruk was, blijkt uit het meldingenregister
van C.-Westfront, waarin staat vermeld dat de P.C. te 17.43 berichtte: „dat zij
werden aangevallen door parachutisten en verklede troepen en dat er straat
gevechten plaats hadden."
Met veel moeite slaagde C.-II-39 R.I., majoor Witkamp er in, het schieten te doen
ophouden en de paniek, die zich over de Positie begon te verspreiden, meester
te worden. Hij verzamelde het personeel en sprak het toe, terwijl hij daarna een
korte exercitie deed uitvoeren. De rust keerde toen weer terug.
Ook deze dag werd een sterke patrouille uitgezonden om te trachten, het Staal
duinse bos in brand te steken, hetgeen wederom mislukte.
Tegen de avond ontstond een paniekstemming, ditmaal in lichte graad. De
geruchten over lichtsignalen noodzaakten tot het zenden van patrouilles door
de Positie, hetgeen geen positief resultaat opleverde.
Omtrent de maritieme bewegingen valt het volgende te vermelden.
Hr.Ms. Z. 5, die te Hoek van Holland de munitievoorraad had aangevuld uit
gereedliggende munitieschepen, werd op 11 Mei ter beschikking van de P.C.
gesteld.
Het schip kwam vervolgens tweemaal in actie om vuur uit te brengen op plaatsen,
waar (naar later bleek ten onrechte) parachutisten waren gemeld. Het vertrok te
9.40 naar Scheveningen om - zoals eerder vermeld - een geniedetachement af te
halen voor het vrijmaken van Hr.Ms. J. M. van Nassau.
In de namiddag patrouilleerde het schip buitengaats en de nacht werd langszij
de J. M. van Nassau aan de steiger doorgebracht.
Van de Britse Marine verscheen te 4.15 de torpedobootjager H.Ms. Wivern voor
de Waterweg met aan boord een Militaire Missie (major-general Heywood e.a.).
Nadat zij kennis had genomen van de toestand werd de Missie op haar verzoek
naar Vlissingen gebracht. De Commandant van H.Ms. Wild Swan stelde zich o.m.
in verbinding met de Engelse consul-generaal te Rotterdam en met de Nederlandse
Chef Marine Staf. Hij bood aan om het vliegveld Waalhaven onder vuur te nemen,
51