De 3e Compagnie op Rozenburg was eerst te 18.30 verzameld in de Scheur- polder. Daar de waterstand laag was, ontstond vertraging bij het overzetten over de Waterweg met het gevolg, dat deze compagnie met de ingedeelde zware mitrail leurs eerst te 23.30 in het R.V.S. kamp was verzameld (waarbij nog 15 man en een zw. mitrailleur met bediening ontbraken). II-R.J. vertrok dientengevolge eerst op 13 Mei te 1.30 naar Rotterdam. De verdediging ten noorden van de Nieuwe Waterweg had intussen door het vertrek van de Jagers moeten worden gereorganiseerd, waarbij zelfs non-com battanten waren ingeschakeld, terwijl, zoals is medegedeeld, ook de Britse mari niers daarbij werden ingedeeld. In verband met de evacuatie van de burgerbevolking leverde Batterij V van 12 Mei 18.00 tot 13 Mei 18.00 een officier, een onderofficier en 20 man voor bewaking van het Postkantoor, welke bewaking daarna door Batterij VI werd overgenomen. Van 17.00-19.00 werd door koepel B van het fort Maasmond wederom storend vuur afgegeven op het Staalduinse bos. Een hernieuwd aanbod van de Commandant van H.Ms. Wild Swan om de Nieuwe Waterweg op te varen en artilleriesteun te verlenen aan de troepen te Rotterdam werd, vermoedelijk in verband met het lot dat Hr.Ms. Van Galen had getroffen, door de Nederlandse autoriteiten afgeslagen. Daarop vertrokken H.Ms. Wild Swan en Hyperion te 18.30 naar zee, doch kort daarop liep H.Ms. Havock weder binnen. Aan de commandant van dat schip werd verzocht het Staalduinse bos nog eens onder vuur te nemendeze voldeed hieraan en deed tien salvo's afgeven op een afstand van 600 meter. Er werden geen Duitsers door het vuur opgejaagd en na het donker worden vertrok het schip naar zee, zodat nog slechts de twee Britse mijnenvegers achterbleven, die echter niet over vol doende luchtafweer beschikten. Hierdoor kon een (reeds eerder vermeld) Duits luchtbombardement, uitgevoerd door vier vliegtuigen en voornamelijk gericht tegen de steiger, ongehinderd plaats hebben. Aan boord van de mijnenvegers werden enige opvarenden gewond. De bommen kwamen terecht bij de Berghaven, waardoor brand ontstond achter het station, voorts nabij de Fruitloods en aan de oostzijde van de Vianda-steiger. Er ontstond brand in het Vianda-etablissement, die niet kon worden geblust. In verband met de onrust en de geruchten werd het verbod voor de burgers om zich na zonsondergang op straat te bevinden (op 10 Mei uitgevaardigd) uitge breid tot de gehele dag, terwijl tevens werd bevolen, dat alle ramen gesloten moes ten blijven. Door een marinierspatrouille werd hierop toezicht gehouden. Na zonsondergang werd overgegaan tot het evacueren van de burgerbevolking, hetgeen de volgende dag werd voortgezet. Rekening houdende met de mogelijkheid, dat de Duitsers zouden trachten de Positie per trein binnen te komen, werd aan de Batterij commandant bij Vianda opdracht gegeven, na zonsondergang op iedere niet aangekondigde trein het vuur te openen. Een voorstel aan de D.E.V. om de spoorbaan te versperren werd niet goedgekeurd. 54

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1961 | | pagina 70