Daar volgens de berichten de toestand te 's-Gravenhage verbeterd scheen te zijn verkreeg de Britse Bataljonscommandant, na een daartoe gedaan verzoek, uit Engeland toestemming om binnen de Positie te blijven, waar hij het bataljon in zelfgekozen, binnen de Nederlandse verdedigingslijn gelegen, opstellingen zich ter verdediging liet inrichten. De bezetting van Rozenburg werd versterkt met vier onderofficieren en twintig man van het fort Maasmond, die te 23.00 daarheen vertrokken. Het verloop van de zuiveringsactie tegen het Staalduinse bos was als volgt: Door de Batterijen VII en VIII op Rozenburg en door de zware mitrailleurs en mortieren van 11-39 R.I. werd een inleidende beschieting uitgevoerd op het Staalduinse bos van 6.00-7.00. Een der koepels van 24 1. 30 van het fort Maasmond gaf van 4.00-7.00 storend vuur af op een punt, 500 m ten zuiden van de Bonnenwoning. Het lag in het voornemen, te 7.00 voorwaarts te gaan uit de uitgangsstelling bij de Hilwoning, die langs de Nieuwlandsche Dijk zou worden bereikt. De beschik bare onderdelen waren ingedeeld als le Compagnie met drie secties en enige mariniers en 2e Compagnie met vier secties; bovendien was de regimentswiel- rijderspatrouille ingedeeld. De le Compagnie (zuid) en 2e Compagnie (noord) zouden elk met drie secties de eerste sprong maken naar de westrand van het Staalduinse bos. Daarin zou in breed front worden opgerukt met als le lijn van verband de landweg, ongeveer in het midden van het bos. Een sectie en de regimentswielrijderspatrouille (te voet) vormden de reserve. Hoewel de Hilwoning tijdig werd bereikt, kon te 7.00 nog niet worden opgerukt, daar de keukenwagens eerst op dat tijdstip aldaar beschikbaar kwamen, waarna de troep nog brood en koffie moest worden verstrekt. Te 7.45, dus drie kwartier na het einde van de inleidende beschieting, werd de voorwaartse beweging aangevangen; de westrand van het bos werd spoedig be reikt, waarna de compagnieën voor de verdere opmars werden gegroepeerd. Aan vankelijk werd met drie, later met vijf secties naast elkaar opgerukt. Het doortrekken van de dichte begroeiing leverde nogal wat moeilijkheden op, zodat eerst te 12.00 het verband tussen de compagnieën op de eerder bedoelde landweg kon worden opgenomen. Te 12.30 werd de opmars voortgezet en te 15.00 werd de oostrand van het bos bereikt, zonder dat aanraking met de vijand was verkregen. Onderweg was het lijk van een op 10 Mei gesneuvelde korporaal in een sloot aangetroffen en dit werd ter aarde besteld. In het bos waren bovendien Duitse graven, bloedsporen, resten van verbrande Duitse uniformen, kaarten en bescheiden aangetroffen. Vervolgens werd het terrein ten oosten van het bos, waarin zich talloze broei kassen bevonden, doorzocht, zonder dat vijand werd ontdekt. Na de capitulatie deelde een Duitse luitenant mede, dat hij met 50 man tever geefs had getracht naar 's-Gravenhage op te rukken, zoals zijn opdracht was en dat hij zich voor de door het bos oprukkende troep met medeneming van de ge- 56

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1961 | | pagina 72