De schepen, die zich ten noorden van het Noordzeekanaal bevonden, werden
naar dat kanaal en naar de Ringvaart van de Haarlemmermeer verplaatst.
De bij de Positie IJmuiden vermelde Britse vernielingsploeg, die te IJmniden
was aangekomen, had in de avond van 11 Mei toegang gekregen tot de olieopslag
plaatsen en voorbereidingen getroffen voor de vernietiging van de olievoorraden.
De O.L.Z. gaf zijn toestemming tot die vernietiging in de morgen van 14 Mei en te
10.00 werd daarmede aangevangen, hetgeen duurde tot 14.00.
Te 18.00 nam de Commandant van het Vaartuigendepot kennis van de door de
radio tot het Nederlandse volk gerichte mededeling van de O.L.Z. omtrent de
capitulatie van het Nederlandse leger buiten Zeeland. Vervolgens ontving hij te
18.30 bevel, de munitieschepen tot zinken te brengen, waarmede een aanvang werd
gemaakt. Te 20.00, toen er reeds zeven schepen tot zinken waren gebracht, werd
dit bevel weder ingetrokken.
De verdediging van het Buiten-IJ
Deze verdediging behoorde, zoals eerder medegedeeld, tot de taak van de Com
mandant der maritieme middelen te Amsterdam (C.M.M.A.), kapitein ter zee N. A.
Rost van Tonningen.
Voor de dienst op het IJsselmeer had C.-Vg.Holland aanvankelijk beschikbaar
de IJsselmeerflottielje, bestaande uit de kanonneerboot Hr.Ms. Hefring en acht
met een zware mitrailleur bewapende gevorderde motorsleepboten. Toen na de
invasie van Noorwegen en Denemarken de waakzaamheid werd verhoogd, was
overgegaan tot versterking van de scheepsmacht op het IJsselmeer en was door de
Commandant der marine te Willemsoord (C.M.R.W.), die tevens Commandant
van de Stelling van Den Helder was, een uit pantser- en Z-boten bestaande flot
tielje gevormd, die, na overleg met C.-Vg.Holland, in nauwe samenwerking met de
bestaande IJsselmeerflottielje opereerde.
Op last van C.-Vg. Holland was de kanonneerboot Hr.Ms. Hefring als drijvende
batterij ingedeeld bij de verdediging van het Buiten-IJ, terwijl de motorboten
voornamelijk belast waren met de onderzoekings- en bewakingsdienst in de vaar
waters naar Enkhuizen en met patrouilledienst in die gedeelten van het IJssel
meer, waar de schepen van de C.M.R.W. wegens te grote diepgang niet konden
komen.
Aanvankelijk beschikte de C.M.M.A. dus slechts over de Hefring, die bij het
Blauwe Hoofd was geposteerd. Deze kanonneerboot was bewapend met een kanon
van 12 cm, twee kanons van 3,7 cm, een mitrailleur van 6,5 mm en 12 geweren
en had een zoeklicht met een draagwijdte van 700 m. De bemanning bestond uit
25 man en het bevel werd gevoerd door een luitenant ter zee 2e kl.
De verdere middelen van de C.M.M.A. waren de volgende:
- een detachement torpedisten, bestaande uit een luitenant en 20 torpedisten, die
een zinkschepenversperring hadden voorbereid in het Buiten-IJ van het Vuur
toreneiland naar de strekdam, terwijl een drijf boomversperring was gemaakt om
boven die zinkschepen te worden gelegd, voor het geval deze onder water kwa-
77