men te liggen, waardoor kleine vaartuigen daaroverheen zouden kunnen varen
(hetgeen later niet het geval bleek). Bovendien was een drijf boom versperring
gemaakt tussen de Diemerzeedijk en de strekdam;
- sedert 8 Mei was een batterij van 8 cm staal (geschut van 1880) beschikbaar,
waarvan een sectie, onder bevel van de luitenant-batterij commandant, stond op
gesteld op de dijk bij de noordoostelijke uitgang van Durgerdam, terwijl een
sectie, onder bevel van een kornet, in stelling stond aan de Diemerzeedijk;
- twee zoeklichten van 4-IV Zl.A.tl. (van Lvd. kring Amsterdam) stonden op
gesteld resp. bij het Kinselmeer en bij het Blauwe Hoofd en waren ingeschakeld
voor het beschijnen van het Buiten-IJ
- een marinedetachement van 30 man, onder bevel van een luitenant ter zee 3e kl.,
bewapend met geweren, verdedigde de Oranjesluizen en het stoomgemaal, dat
zich daarbij bevond;
- op 10 Mei werd een sectie mariniers, afkomstig van de Marinekazerne te Am
sterdam, sterk 32 man en bewapend met geweren, onder bevel van een korporaal
belast met patrouilledienst tegen parachutisten in het terrein tussen Durgerdam,
Schellingwoude en Ransdorp met standplaats Durgerdam;
- het Vliegkamp Schellingwoude, dat bij de algemene mobilisatie weder in ere was
hersteld, had een vaste bezetting van 60 man technisch personeel, die beschikten
over 20 geweren en 25 patronen per geweer. Bovendien waren drie mitrailleurs
van 20 mm, bestemd voor bestrijding van luchtdoelen, rondom het kamp opgesteld.
Een daarvan kon tevens het landeinde van de strekdam onder vuur nemen, terwijl
een andere tevens de balkversperring ten zuiden van de strekdam kon bevuren.
Van de vliegtuigen konden, wanneer zij binnen waren, de zware mitrailleurs
worden gedemonteerd en ter bescherming van het kamp worden opgesteld. Voor
zover na te gaan, is slechts op 14 Mei één mitrailleur beschikbaar geweest.
Voor het leggen van de zinkschepenversperring waren elf schepen gevorderd
en bovendien twee sleepboten. De schepen lagen op hun plaats gereed om tot
zinken gebracht te worden. De beide drijfboomversperringen waren gelegd, voor
wat de noordelijke betreft met vrijlating van een doorvaartopening. Op 10 Mei
werd die doorvaartopening gesloten en werd een onderzoekingsdienst met twee
ongewapende sleepboten ingesteld.
Nadat de Duitsers op 11 Mei de kust van het IJsselmeer in Friesland en op de
Veluwe hadden bereikt, werd op 12 Mei ook de zinkschepenversperring gesteld
met vrijlating van een doorvaartopening van 80 m, terwijl een sluitschip op 500 m
daar vandaan ten anker werd gelegd en een tweede sluitschip in de sluis gereed lag.
De zinkschepen bleken boven water uit te steken, zodat de noordelijke drijfboom-
versperring overbodig werd. Door twee motorboten van de IJsselmeerflottielje
werden ongeveer 180 botters en andere schepen uit Urk binnengebracht.
Naar aanleiding van een gerucht, dat gedurende de nacht een landingspoging
met 40 schepen kon worden verwacht, werd de kanonneerboot Hefring bij de
doorvaartopening gelegd. Het schip kreeg bij het ontmeren een telefoonkabel in de
schroef en moest naar de nieuwe ligplaats worden gesleept. Dit gerucht was tevens
78