oorzaak, dat in de morgen van 13 Mei twee compagnieën van 11-31 R.I., welk bataljon bij Diemen de wegen afsloot, werden gedirigeerd naar de kust bij het Nieuwe Diep ten noorden van Diemerbrug, met twee secties bij de Oranjesluizen. Toen in de loop van 13 Mei bleek, dat het gerucht het gevolg was van evacuatie transporten van bevolking en vee, keerden de beide compagnieën weder naar Die- men terug en Hr.Ms. Hefring werd weder naar de oude ligplaats bij het Blauwe Hoofd gesleept. Intussen was te middernacht van 12 op 13 Mei een compagnie mariniers uit Den Helder, onder bevel van een kapitein der mariniers, na veel heen en weer trek ken te Amsterdam aangekomen. De compagnie telde 79 man, in drie secties in gedeeld en beschikte over drie lichte mitrailleurs met 10 trommels per mitrailleur en overigens over 120 patronen per geweerdragende. Zij werd opgesteld aan het zeefront van het dorp Durgerdam. In de namiddag heeft bij deze compagnie een betreurenswaardig incident plaats gehad, waarbij de C.M.M.A., kolonel Rost van Tonningen, werd gewond en moest worden vervangen. Nadat aanvankelijk een luitenant ter zee le klasse de functie had waargenomen, trad te 22.00 kapitein ter zee J. W, G. van Hengel als C.M.M.A. op. Bovendien werd de kapitein van de mariniers vervangen door een luitenant ter zee 2e klasse. Teneinde zeker te zijn, dat de zinkschepenversperring snel zou kunnen worden gelegd, werd het in de sluis aanwezige sluitschip naast het andere tot bij de ver sperring gesleept en werden de sleepboten tevens daarbij gestationneerd. Boven dien werden in de noordelijke en zuidelijke sluis baggermolens van springladingen voorzien, teneinde de sluizen snel te kunnen versperren. De C.M.M.A. verzocht aan C.-Vg.Holland om versterking met een compagnie infanterie en twee secties wielrijders. Bovendien vroeg en verkreeg hij de be schikking over de drie motorboten van de IJssclmeerflottielje, die reeds aanwezig waren, nl. de Sija, de Zeemeeuw en de Argri. Hiermede werd de versperring bewaakt en daarbinnen en daarbuiten op het Buiten-IJ gepatrouilleerd. Te 6.00 op 13 Mei kwamen de drie Britse torpedomotorboten nrs 22, 24 en 25 door de sluizen. Aan boord van een der boten bevond zich de schout bij nacht E. A. Vrede, die door de Chef Marinestaf was aangewezen om op te treden als Comman dant van de scheepsmacht op het IJsselmeer. De komst der Britse boten was een gevolg van een verzoek van de Chef Marinestaf. De boten werden in de Noordersluis gelegd met de sluisdeuren open. Een Engelse telefoonwacht werd bij het tfn. wachthuis benoorden de sluizen geplaatst. Afgesproken werd, dat de boten op 14 Mei bij zonsopkomst te Enkhuizen zouden zijn. Schout bij nacht Vrede vertrok per auto naar Den Helder voor overleg met de C.M.R.W. Door bemiddeling van de Commandant van het Vaartuigendepot Amsterdam werden de nodige kaarten van het IJsselmeer verstrekt en de boten vertrokken in de nacht van 13 op 14 Mei naar Enkhuizen. Op 14 Mei werden de beide sluitschepen ter weerszijden van de doorvaart- opening van de versperring gelegd en het detachement torpedisten ging aan boord. Te 9.00 kwam, als gevolg van het verzoek van de vorige dag, versterking met 3-111-42 R.I. uit IJmuiden. Deze compagnie werd geplaatst aan de Diemerzeedijk 79

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1961 | | pagina 95