nam stelling achter de Portlandse Zeedijk en beantwoordde het vuur met haar lichte en zware mitrailleurs. Bovendien zond de kapitein een ordonnans naar de 2e Compagnie, met opdracht zo spoedig mogelijk naar het veer terug te keren. Deze zwakke compagnie was reeds tot ongeveer 2 km van Waalhaven genaderd, doch keerde nu op haar schreden terug en voegde zich achter de Portlandse Zeedijk bij de le Compagnie. Tevens zond kapitein Van Leuven een ordonnans naar de B.C. te Blaak met bericht, dat hij tegen de Essendijk op zodanige weerstand, verdeeld over een groot aantal punten, was gestoten dat hij de terugtocht had moeten aanvaarden. Zoals wij uit het voorgaande zagen, was dit een verkeerde voorstelling van zaken. De B.C. zond dit bericht door naar C.-Groep Kil, die het te 7.35 ontving en te 7.40 als volgt antwoordde: Majoor Reijers begaf zich daarop naar Goidschalxoord, terwijl korte tijd later ook de Chef van de Staf van de Groep Kil, kapitein M. R. H. Calmeyer, niet gerust over de gang van zaken, achter op een motorrijwiel daarheen reed. Intussen speelde zich het volgende drama af. Behalve het uit noordoostelijke richting komende mitrailleurvuur was van de vij and weinig of niets te bespeuren; de geringe vuurdiscipline van de manschappen van 3 G.B. was echter oorzaak, dat in het wilde weg werd gevuurd. Daarbij schoten sommige mitrailleurschutters op korte afstand voor zich in de grond, zodat spoedig munitiegebrek begon te ontstaan. Aanvulling uit de bataljonsgevechtstrein, die zich bij Heinenoord bevond, was niet mogelijk, daar de boten zich op de zuidoever be vonden en de veerlieden weigerden te varen. C.-2e Compagnie stelde, nadat hij zich bij de andere compagnie had gevoegd, vast, dat geen poging was gedaan om uit te vinden hoe sterk de vijand was en waar deze zich bevond. Hij begaf zich daarom met een onderofficier en drie man op patrouille. Toen hij nog slechts korte afstand van het veer was verwijderd, werden zowel de patrouille als de compagnieën door de on gemerkt genaderde vijand op korte afstand onder een hevig en goed gericht mor tiervuur genomen, waardoor bij de manschappen paniek uitbrak. Onder het weg werpen van wapens en uitrustingsstukken liepen velen langs de noordelijke Maas oever stroomafwaarts, waar zij in de grienden verdwenen, terwijl anderen over zwommen. De veerman bracht met de motorboot een groot gedeelte over, doch staakte dit nadat hij onder vuur was genomen op een tijdstip, dat de beide compag niescommandanten en ongeveer 1| sectie zich nog op de noordoever bevonden. Op dat ogenblik bereikte majoor Reijers het overzetpunt op de zuidoever. Hij oordeelde het onder de gegeven omstandigheden onmogelijk, een bruggenhoofd te doen vasthouden en wilde de veerman dwingen het overzetten voort te zetten. Ech ter meldde zich hiertoe vrijwillig soldaat A. Wijker, behorende tot de te Goidschalx oord aanwezige groep der 3e Sectie van 1-III-34 R.I., die op zijn buik liggende in een klein motorbootje er ondanks 's vijands vuur in slaagde, de in de grienden op de 84 „Waarom terugtrekken wanneer er weerstand is? Tenminste vasthouden bruggenhoofd op noord oever en zodra mogelijk voorwaarts. Uit Rotterdam wordt ook aangevallen. Zelf er heen en het commando nemen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 104