noordoever verscholen resten van de beide compagnieën veilig op de zuidoever te brengen. Toen daarop kapitein Calmeyer hier aankwam, werden de resten van de beide compagnieën juist in de dorpsstraat van Goidschalxoord verzameld, terwijl de vijand van de noordoever op ieder zich vertonend doel vuurde. De compagnieën waren zeer gedemoraliseerdenkele manschappen moesten zelfs worden weerhouden door de weilanden naar het zuiden te vluchten. Bij de le Com pagnie ontbraken omstreeks twintig man, acht van de negen lichte mitrailleurs, vele geweren en uitrustingsstukken. Bij de 2e Compagnie ontbraken eveneens verschei dene manschappen, die zich in de loop van de dag allen echter weder terugmeldden met drie van de zes lichte mitrailleursde sectie zware mitrailleurs had één der beide stukken achtergelaten. Buiten gevecht gesteld bleken later vier gesneuvelden, vier zwaar gewonden, waarvan er twee zijn overleden, en enkele licht gewonden. Aange zien het niet mogelijk was, met deze troepen ter plaatse een nieuwe overgangspo ging te wagen, gelastte de Chef van de Staf van de Groep Kil de B.C., de compag nieën naar Blaak te verplaatsen, teneinde, nadat de Hef brug bij Barendrechtscheveer zou zijn geforceerd, aldaar met het gehele bataljon de Oude Maas te overschrijden. Kapitein Calmeyer begaf zich daarop naar de Hef brug. Hier hadden zowel de 3e Compagnie als het detachement Van Urk sinds het aanbreken van de dag met span ning gewacht op het ingrijpen van de 4e Compagnie, die over Heerjansdam moest oprukken. C.-3e Compagnie, kapitein Verhulst, had luitenant Van Urk het bevel ter plaatse laten behouden en deze had, tezamen met res. le luitenant T.G.C. de Bot van de 3e Compagnie, het aanvalsplan vastgesteld. Zodra de aanval van de 4e Compagnie in de flank van de vijand (genesteld in en bij de ten noorden van de Hef- brug gelegen fabriek) zich zou tekenen, zou de 3e Compagnie, gesteund door de aanwezige zware wapens (zes zware mitrailleurs, drie mortieren en twee stukken pag.1), in twee colonnes met enen ter weerszijden van de verhoogde weg, die naar de brug voert, oprukken en vervolgens over de brug stormen. De rechtercolonne zou daarop naar rechts, de linkercolonne naar links afbuigen en, gevolgd door een sectie zware mitrailleurs, zouden zij een bruggenhoofd je vormen. Toen de morgen onder het af en toe wisselen van vuur met de bezetting van de fabriek voorbijging zonder dat iets van de 4e Compagnie werd bemerkt, besloten de beide luitenants niet langer te wachten, doch tot de stormaanval over te gaan. Op dit ogenblik verscheen de Chef van de Staf van de Groep Kil, die het aanvalsplan goedkeurde, doch van oordeel was dat, alvorens met enige kans op succes over de omstreeks 500 m lange smalle brug kon worden gestormd, een inleidend artillerie vuur noodzakelijk was. De mogelijkheid hiertoe was aanwezig, daar 1-II-23 R.A. zich juist in de nabijheid van Blaak bevond. Dit was het gevolg van de omstandig heid, dat C.-Vg.Holland omstreeks 5.00 telefonisch aan C.-Groep Kil had verzocht, een batterij naar het noorden te verplaatsen, teneinde hiermede storend vuur op Waalhaven af te geven, aangezien de afdeling 10 veld van I L.K., die hiermede was belast, door munitiegebrek tijdelijk het vuur had moeten staken. 85 De beide andere stukken waren meer achterwaarts opgesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 105