C.-1-II-23 R.A., res. kapitein Mr. R. Bichon van IJsselmonde, had daarop op
dracht ontvangen, met achterlating van de caissons de vuurmonden op de munitie
auto's naar Goidschalxoord te verplaatsen teneinde het verlangde vuur af te geven.
Onderweg had hij echter van de zich te Oud-Beijerland bevindende Artilleriecom
mandant-Zuidfront bevel ontvangen weder om te keren, daar de Duitsers bij Goid
schalxoord over de Oude Maas zouden zijn welk onjuiste bericht was veroorzaakt
door het aldaar over de rivier terugtrekken van de beide compagnieën van 3 G.B.
Hierdoor kon kapitein Calmeyer de terugtrekkende batterij te 10.20 bevel geven,
onverwijld in stelling te komen tot steun van de aanval op Barendrechtscheveer. De
batterij, die slechts over 200 schoten beschikte, kwam in stelling ten noorden van
St. Anthonypolder op de weg Maasdam-Blaak en de batterij-commandant begaf
zich naar de brug, om het vuurplan te bespreken.
Het belang van de aanval werd intussen nog onderstreept, toen C.-Vg.Holland
te 10.20 C.-Groep Kil telefonisch in kennis stelde met zijn aan de Lichte Divisie
gegeven opdracht om het Eiland van Dordrecht van vijand te zuiveren en vervolgens
over Wieldrecht en Barendrecht op te rukken naar Rotterdam. C.-Groep Kil stelde
zijn Chef Staf met deze mededeling in kennis, die daarop de mannen van 3-3 G.B.
toesprak en op het belang wees, de brug in handen te krijgen; de troep toonde zich
van goede wil. Te 12.30 volgde de inleidende beschieting op de fabriek, versterkt
door infanterievuur uit de vuurbasis onder bevel van de luitenant Van Urk. De groe
pen van 3-3 G.B. rukten ter weerszijden van de weg in twee colonnes met enen op,
respectievelijk onder kapitein Verhulst en luitenant De Bot. Ongeveer tegelijk met
het einde van het artillerievuur sprong de luitenant, het pistool in de vuist, op de
brug en stormde, gevolgd door zijn mannen, voorwaarts.
De groepen onder de kapitein bereikten de brug niet, doch bleven op enige af
stand daarvan tegen de berm van de weg gedrukt liggen. Ondanks het doorgezette
vuur der zware infanteriewapens sloeg een hevig vijandelijk vuur de stormenden
tegemoet met het gevolg, dat met uitzondering van luitenant De Bot, die tevergeefs
trachtte zijn mannen mede te slepen, allen zich op het brugdek neerwierpen. Ook
kapitein Calmeyer, die zich daartoe naar voren begaf, slaagde er niet in, de beweging
weer op gang te krijgen. Bij het toenemen der verliezen sprongen de overlevenden
van het brugdek, waarop de officieren de compagnie in de uitgangsstelling achter de
rivierdijk weder verzamelden en in stelling brachten. De compagnie had vier doden,
vier zwaar- en acht lichtgewonden verloren, terwijl drie lichte mitrailleurs op en bij
de brug waren achtergelaten. Door 's vijands voortgezet granaatwerpervuur werd
korte tijd later de commandant der sectie mortieren zwaar gewond.
Kapitein Calmeyer beval de compagnie zich voorshands ter verdediging in te
richten en gaf opdracht, ter opheffing van het moreel, door 1-II-23 R.A. een ver-
geldingsvuur te doen afgeven. Toen het U.K.G. toestel niet functionneerde, begaf
hij zich persoonlijk naar de batterij om de opdracht te geven. In de tussentijd deed
C.-3 G.B. door de sectie mortieren vuur op de fabriek afgeven, waaruit toen rook
wolken opstegen. Door het artillerievuur werd de fabriek daarna in brand geschoten.
Toen kapitein Calmeyer zich weder naar de commandopost van Groep Kil begaf,
ontmoette hij omstreeks 13.00 nabij Puttershoek de 4e Compagnie. Deze compagnie
87