Dit Grensbataljon was sedert 10 April 1939 belast met de bewaking van de Ne derlands-Belgische grens ten zuiden van Breda en met het, na daartoe door de O.L.Z. gegeven last, uitvoeren van een groot aantal vernielingen langs deze grens. Het was daarbij in het westen aangeleund aan 3 G.B., in het oosten aan het Grens bataljon Jagers (G.B.J.). Sedert 9 April 1940 was het bataljon aangewezen om, in geval van een agressie uit het oosten, het bruggenhoofd Moerdijk te bezetten. Het bataljon stond onder bevel van majoor J. F. W. Hendriksz en bestond uit de Staf en drie tirailleurcompagnieën (elk bewapend met twaalf lichte mitrailleurs), twee sectiën zware mitrailleurs a drie stukken, twee sectiën pag. a twee stukken (uit sluitend voorzien van pantsergranaten) en een korpstrein, gevormd uit gevorderde vrachtauto's. De tirailleurcompagnieën waren uitgerust met rijwielen, de zware mi trailleurs werden vervoerd op auto's, het pag. was gemotoriseerd. De dienstplichti gen der le en 2e Compagnie waren afkomstig uit de lichting 1939, doch van de 3e Compagnie, die op 9 April aan het bataljon was toegevoegd en op 30 Januari tevoren was gevormd uit enige grenswachtdetachementen, was het personeel in hoofdzaak afkomstig uit oudere lichtingen. Omtrent de geoefendheid geldt het vermelde bij 3 G.B. De onderdelen waren bij het begin der vijandelijkheden alsvolgt gegroepeerd Staf en Verbindingsafdeling te Ginneken. Laatstbedoelde afdeling beschikte vrijwel niet over bruikbaar materieel; le Compagnie, versterkt met een sectie zw.mitr. en een sectie pag., stond onder >evel van res. le luitenant M. L. G. Brogtrop en legerde met compagniesstaf en twee tirailleursectiën te Princenhage en overigens in gehuchten ten zuidwesten van dit dorp. Door de compagnie waren zes wachten, elk ter sterkte van een onderoffi cier en ongeveer acht man, geplaatst bij vernielingsobjecten; - 2e Compagnie, versterkt met een sectie zw.mitr., een sectie pag. en een sectie van de 3e Compagnie, stond onder bevel van res. kapitein A. M. J. Mol en legerde te Ginneken, met de laatstbedoelde sectie te Strijbeek (7 km ten zuiden van Ginneken). Omstreeks de helft der tirailleursectiën was verdeeld over vijftien wachten bij ver- nielingsobjecten en wegversperringen; 3e Compagnie, verminderd met twee sectiën, respectievelijk toegevoegd aan de e Compagnie en G.B.J., stond onder bevel van res. le luitenant M. F. Ph. M. G. ansen, legerde te Zundert (13 km ten zuidwesten van Ginneken) en had vijf wach ten van een onderofficier en acht man uitgezet. Behalve door bedoelde wachten werd de uitrukkende sterkte van het bataljon ver minderd, doordat op last van C.-III L.K. in geval van agressie een sectie moest worden bestemd voor het bewaken en naar Zeeland afvoeren van een aantal te Breda te verzamelen onbetrouwbaar geoordeelde burgers. C.-6 G.B. formeerde cieze sectie in de morgen van 10 Mei uit manschappen der drie compagnieën onder een officier. Voor 6 G.B. was geen verhoogde strijdvaardigheid bevolen, evenmin als voor de andere bataljons langs de zuidgrens. Bij de vernielingsobjecten waren vanaf een uur 89

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 109