Bataljonsreserve werd de 3e Compagnie, versterkt met een sectie zw.mitr. en een sectie pag., onder bevel van res. ritmeester H. J. Stas, opgesteld bij Dordwijk. De B.C. vestigde zijn commandopost op dit buiten en deed de toegangswegen door de beide stukken pag. afsluiten. Uit door patrouilles ontvangen mitrailleur- en granaatwerpervuur bleek, dat de Zeedijk en in het bijzonder het kruispunt Zeedijk-Schenkdijk door vijand was bezet. Ook werd vijand waargenomen in bomen langs de Zeedijk, waarop met zware mitrailleurs vuur werd afgegeven. C.-II-l R.W., majoor Kloppenburg, (meest westelijke bataljon) verstrekte ter uitvoering van de door hem ontvangen opdracht zijn ondercommandanten (behalve C.-C.pag, die nog niet was aangesloten) een aanvalsbevel, inhoudende, dat de aanval na een inleidende beschieting op uur U zou worden ingezet tussen Oude Maas en de spoorlijn naar Willemsdorp met 3e Compagnie rechts, le Compagnie links, terwijl de linkerflank zou worden gedekt door de 2e Compagnie (min de drie naar Sliedrecht gezonden sectiën). De le en 3e Compagnie werden elk versterkt met een sectie zw.mitr. en een stuk pag. De M.C. (min twee sectiën) moest in stelling komen nabij de tunnel. De uitgangsstelling der voorcompagnieën was een lijn, lopende ongeveer noord zuid langs het station. De aanvankelijk te bereiken doellijnen waren: bl: oostzijde spoorbrug-Krispijn; b2: een lijn lopende van een punt 750 m ten zuidwesten van de brug langs de zuidwestrand van de wijk Krispijn; b3: zuidrand Zeehaven-Crabbehoff. In verband hiermede moest de flankdekking zich sprongsgewijze langs een aangegeven route verplaatsen. De inleidende beschieting van U min 30 tot U moest bestaan uit vuurconcentratie op de oostzijde van de brug naar Zwijndrecht. Uit dit bevel blijkt, dat de uitgangsstelling niet loodrecht op de aanvalsrichting lag, zodat het bataljon tijdens de aanval moest zwenken. Dit was een gevolg van de reeds vermelde omstandigheid, dat het bataljon moest aanvallen met vijande lijke weerstand op de rechtervleugel. Ook de inleidende beschieting ondervond hiervan de invloed en beperkte zich dientengevolge tot het uiterste westelijke deel van het aanvalsvak. Nadat de troep had gegeten, werd omstreeks 9.00 uit het Oranjepark (ongeveer 300 m ten noorden van de vork van spoorwegen naar Sliedrecht en Willemsdorp) afgemarcheerd. Het bataljon reed naar de tunnel ten westen van het station, die moest worden doorschreden om de uitgangsstelling te bereiken. Tijdens de rit door de stad werden herhaaldelijk knallen gehoord die de indruk wekten, dat uit de huizen werd geschoten. Verschillende huizen werden doorzocht en verdachte personen aan de politie overgegeven. Alvorens de tunnel te doorschrijden en de uitgangsstelling in te nemen, werd gewacht tot de Hoofdgroepscommandant het uur U zou hebben bepaald. Dit moest echter in verband met de aanvankelijk bestaande onzekerheid omtrent de plaats waar het vuur moest liggen en de tijd, die II-K.R.A. nodig had voor het vinden van een geschikt stellingterrein en een 108

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 128