res. kapitein T. Y. Hiemstra, had de compagnie in genoemd park opgesteld en
van hieruit verbinding opgenomen met C.-II-l R.W., die echter van de hem toe
gedachte versterking onkundig bleek en hieraan onder de gegeven omstandig
heden geen behoefte meende te hebben. Majoor De Bie verzocht de kapitein
daarop, verder naar het oosten uit te halen, teneinde de vijandelijke weerstand
achter de spoorbaan van die zijde te omvatten. Dit kwam echter niet tot uitvoering,
daar de compagnie zelf vuur kreeg van vijand, die blijkbaar reeds een zelfde be
weging had uitgevoerd en in het Park Merwestein was doorgedrongen. Hier
sneuvelde de bataljonsadjudant van 1-2 R.W., res. Ie luitenant G. Göppinger, die,
teneinde in de voeding te voorzien, zich naar de in het Park Merwestein opge
stelde keukentrein had begeven en aldaar de bediening had overgenomen van een
zw.mitr., waarvan de schutter achter het wapen was gesneuveld.
4-II-K.R.A., in stelling gekomen ten westen van Dubbeldam, gaf te 15.00 en
15.18 twee vuurstoten af op de zuid- en oostrand van de wijk Krispijn, waardoor
brand ontstond, doch de vijandelijke druk op II-2 R.W. niet merkbaar werd ver
licht. Het resultaat van de verschillende pogingen was derhalve, dat nu ook II-2
R.W. in doellijn a tot staan was gekomen en in de verdediging gedrongen.
C.-2 R.W., luitenant-kolonel Mijsberg, vertoonde zich, hoewel hij geen be
paalde opdracht had, herhaaldelijk bij zijn strijdende troepen. Toen hij in de loop
van de middag had vernomen, dat de vijand bij het station sterk opdrong, had hij
de M.C. van II-2 R.W. naar dit punt gezonden teneinde aldaar hulp te verlenen.
Zoals wij zagen kwam deze compagnie tussen II-l R.W. en II-2 R.W. in stelling.
Voorts dirigeerde de overste de pioniers op rijwielen van de C.Pn.-Lt.Div., die
omstreeks 15.30 het veer te Papendrecht overstaken, teneinde (gevolg gevende aan
een bevel van C.-Lt.Div., dat hierna wordt medegedeeld) zich naar Kop van 't Land
te begeven, naar het station. Toen dit echter in eigen handen bleek te zijn, ver
volgden de pioniers hun weg.
De noordzijde van de spoorweg Dordrecht-Sliedrecht was thans, met inbegrip
van het stationsemplacement en een gedeelte van het voorgelegen buiten „Wei
zicht", van west naar oost bezet door het detachement Plasschaert der pontonniers,
de tirailleurcompagnieën van II-l R.W., de le en 2e Dep.C.Pont., het detachement
Beernink van de 3e Comp.Torp., de M.C. en C.Pag. van II-l R.W., de sectie
spoorwegtroepen, de sectie Ruige van 14 C.Pn. en II-2 R.W. (zie schetskaart
nr Z. 13).
De onderdelen waren sterk dooreengeraaktde troepen, sedert de vroege
morgen van 10 Mei in actie, waren vermoeid en gedrukt door het mislukken van
de achtereenvolgende aanvalshandelingen, het verwarde van de toestand en
's vijands meesterschap in de lucht. Verder oefenden het voortdurende schieten
in de stad en de geruchten omtrent verraad een demoraliserende werking uit.
Tussen de commandanten der wielrijders en der pontonniers bestond geen ge
regelde samenwerking. De verbinding tussen C.-II-l R.W. en de Commandant
der Hoofdgroep was zeer gebrekkig, zodat eerstgenoemde zich bij herhaling
telefonisch in verbinding stelde met C.-Groep Kil te Puttershoek, die echter
slechts steun kon verlenen met artillerievuur.
115