het park Merwestein, waar vijand was binnengedrongen, tegen het vallen van de
duisternis had prijsgegeven en de M.C. van II-2 R.W., onder bevel van kapitein
Groffen, daarop de spoorweg ten oosten van het station had ontruimd. Onder
deze omstandigheden hadden de beide B.Cn. in onderling overleg besloten, na het
invallen van de duisternis terug te gaan op de binnenstad, teneinde de troepen
te ordenen en enige rust te gunnen.
De binnenstad was, zoals uit schetskaart nr Z. 3 blijkt, omgeven door de
Oude Maas en door een reeks havens (Kalkhaven, Spuihaven, Vriesehaven,
St. Jorishaven, Riedijkschhaven) en kon derhalve tijdens de nacht gemakkelijk
worden beveiligd door het afsluiten van zes van de zeven over deze havens voerende
bruggen. De zevende brug, n.l. die over de Kalkhaven, was in reparatie en daar
door niet bruikbaar. Kapitein Groffen bezette op voorstel van kapitein Hiemstra,
die ter plaatse bekend was, met zijn drie sectiën zw.mitr. de drie bruggen over de
Spuihaven n.l. van west naar oost de Zuider Sluisbrug, de Spuibrug en de Johan
de Wittbrug. 1-1-2 R.W. werd verdeeld over laatstgenoemde brug en de Vriese-
brug over de Vriesehaven. De overige compagnieën gingen daarop geleidelijk over
de bruggen terug.
In het zuiden bleef C.-II-2 R.W., majoor Kloppenburg, tot dekking van de
terugtocht met M.C.-II-l R.W. tot 13 Mei 2.00 het station bezet houden, om
vervolgens na telefonische machtiging van C.-2 R.W. eveneens terug te trekken.
De omgeving van het station was door de verschillende branden nog steeds hel
verlicht. C.-II-l R.W., majoor De Bie, regelde intussen definitief de verdediging
van de oude stad in dier voege, dat de Spuihaven met de drie daarover voerende
bruggen (Zuider Sluisbrug, Spuibrug, Joh. de Wittbrug) zou worden verdedigd
door II-l R.W., de Vriesehaven, St. Jorishaven en Riedijkschhaven met de
daarover voerende bruggen (Vriesebrug, St. Jorisbrug, Noorderbrug) door
II-2 R.W., versterkt met 1-1-2 R.W. De bruggen werden opengedraaid of op
gehaald, behalve de Joh. de Wittbrug - een vaste brug - die werd gebarrica
deerd.
Bij ieder der zes aanwezige bruggen werd een detachement geplaatst, bestaande
uit ongeveer een sectie wielrijders en een stuk pag. De drie mitrailleursecties van
II-2 R.W. bleven bij de drie bruggen in het vak van II-l R.W., terwijl de M.C.
van laatstgenoemd bataljon na het verlaten van het station niet meer in stelling
kwam. De overige troepen werden, zo veel als in het nachtelijk duister mogelijk
was, geordend en in de huizen ondergebracht. De beide B.Cn. vestigden hun
commandopost gezamenlijk in de Incassobank (8 op schetskaart nr Z. 3) op het
Bagijnhof. De Kantonnementsarts deed, daar het bij de Vriesebrug gelegen
kantonnementsziekenverblijf in voorste lijn was komen te liggen, de zeventig
gewonden uit dit ziekenverblijf evacueren naar de Middelbaar Technische School.
De le en 2e Depot Comp.Pont., onder bevel van kapitein Crok, de secde
spoorwegtroepen, het detachement Beernink van de 3e Comp.Torp. en de sectie
Ruige van 14 C.Pn. sloten zich, nadat kapitein Crok door majoor Kloppenburg
was gewaarschuwd, bij de terugtocht aan. De pontonniers gingen grotendeels tot
legering over in de kazerne (school) van het Depot Torp., gelegen achter het door
122