Drie commandanten (C.-Groep Kil, Kantonnementscommandant Dordrecht en
C.-Hoofdgroep, resp. C.-Lt.Div.) handelden naast elkaar. C.-Vg.Holland kon
deze acties uit 's-Gravenhage niet voldoende coördineren en stelde de troepen,
die op samenwerking waren aangewezen, niet onder eenhoofdig commando.
Indien een C.-Zuidfront aanwezig was geweest van voldoende autoriteit en
bekwaamheid, had deze wellicht een gezamenlijke actie kunnen organiseren en
leiden. Wegens gebrek aan bevelsbevoegdheid kon het coördinerend optreden van
C.-Groep Kil het ontbreken van een gemeenschappelijke commandant niet vol
doende ondervangen; het had aanbeveling verdiend, hem met de leiding te be
lasten.
De aanvankelijke onderschatting van de vijand en onbekendheid met zijn
groepering heeft ertoe geleid, dat de actie van de Lichte Divisie op het Eiland van
Dordrecht werd bevolen en door C.-Lt.Div. werd opgezet als een zuivering.
Hij heeft daarna niet tijdig onderkend, dat de hoofdactie van zijn divisie plaats had
op het Eiland van Dordrecht en dat hij dus persoonlijk op dat hoofdgevechts
terrein de leiding moest nemen.
C.-Hoofdgroep heeft de aanval te veel als een schematisch oprukken van lijn tot
lijn opgezet en heeft niet ingezien dat het, toen zijn troepen bij Dordrecht vast
liepen doch ten oosten daarvan geen belangrijke tegenstand ondervonden, dus zaak
was de oostvleugel met kracht zuidelijk om Dordrecht te laten oprukken. In plaats
van dit tactische beginsel toe te passen onttrok hij troepen aan de oostvleugel en
zette deze in bij de troepen, die de meeste weerstand ondervonden. Toen C.-Lt.
Div. tenslotte - na daartoe bevel te hebben ontvangen - omstreeks 16.00 zelf de
leiding in handen nam, was het te laat om de gemaakte fouten te herstellen.
Of de Lichte Divisie bij krachtiger en doeltreffender optreden in samenwerking
met de troepen van de Groep Kil er in geslaagd zou zijn om zowel de bruggen
tussen Zwijndrecht en Dordrecht als die over het Hollandsch Diep tijdig, d.w.z.
vóór de aankomst van de Duitse pantsertroepen in handen te krijgen en af te
sluiten blijft een open vraag. Bij de noordelijke toegang tot de bruggen over het
Hollandsch Diep was een half bataljon valschermjagers aanwezig, terwijl generaal
Student voor de strijd bij de bruggen en de omgeving van Dordrecht kon inzetten
drie bataljons valschermjagers, minstens een bataljon en enige losse compagnieën
infanterie, enige batterijen artillerie, enige compagnieën pantserafweergeschut en
een compagnie pioniers. Bovendien kon hij de hulp van luchtstrijdkrachten
inroepen, hetgeen bij de Nederlandse troepen uitgesloten was.
124