verzamelen. Op 13 Mei te 16.00 meldde kapitein Mulder zich met het restant zijner
afdeling bij C.-Lt.Div. te Molenaarsgraaf.
In de loop van de 13e Mei verlieten derhalve alle tot de Lt.Div. behorende of
daarbij in het verloop der operatie ingedeelde troepen het ten zuiden van Dordrecht
gelegen gedeelte van het Eiland van Dordrecht.
Het door C.-Groep Kil met 4-3 G.B. (min een sectie) sedert de morgen van
12 Mei vastgehouden bruggenhoofdje bij Wieldrecht werd, na op 13 Mei van
4.30-5.30 zijn deel te hebben gehad van de luchtbombardementen, in de middag
van die dag aangevallen door acht vechtwagens, waartegen de compagnie geheel
machteloos was. De Commandant en omstreeks veertig man werden krijgs
gevangen gemaakt, terwijl drie en twintig man er in slaagden te ontsnappen en in
de avonduren de westzijde van de Kil te bereiken. De compagnie had bij de ver
dediging van het bruggenhoofd in totaal twaalf doden en vele gewonden verloren.
c. DE WESTELIJKE AANVALSGROEP ONDER C.-2 R.W.
C.-2 R.W., luitenant-kolonel Mijsberg, gaf op grond van de op 13 Mei i 4.30
telefonisch van C.-Lt.Div. ontvangen opdracht te 5.02 aan Cn.-II-l R.W. en
-II-2 R.W. schriftelijk bevel (zie bijlage VI), in de eerste plaats op te rukken tot
aan de spoorweg, welke beweging met spoed diende te worden ingezet. Vervolgens
moesten de bataljons de wijk Krispijn van twee zijden aanvallen en wel II-l R.W.
uit het noorden en II-2 R.W. uit het oosten. Hiermede zou derhalve de manoeuvre
worden herhaald, die de beide bataljons in de namiddag van 12 Mei reeds tever
geefs hadden getracht uit te voeren.
C.-2 R.W. begaf zich daarop naar voren, teneinde het oprukken van de bataljons
gade te slaan. Hij deed zich daarbij vergezellen door een luitenant uit zijn staf
en aanvankelijk tevens door de C.-Korpstrein met personeel van de verbindings
afdeling en enige van hun onderdeel afgedwaalde manschappen. Het duurde enige
tijd vóór de beweging op gang kwam. Door de straatgevechten op 12 Mei en de
daarop gevolgde nachtelijke terugtocht waren de troepen zeer dooreengeraakt en
over verschillende huizenblokken verdeeld, zodat zij eerst weder moesten worden
verzameld en geordend.
II-2 R.W., het oostelijke bataljon, onder bevel van majoor De Bie, was het
eerst gereed. Het miste nog steeds de 3e Compagnie, terwijl de 2e Compagnie
sedert het sneuvelen van haar commandant en de verwonding van een le luitenant
werd gecommandeerd door de res. 2e luitenant C. Hoogendoorn. In verband met
het groot aantal vermisten, slechts ten dele opgevangen door een aantal ponton
niers, dat zich bij de compagnie had aangesloten, formeerde deze luitenant uit het
overschot twee sectiën, elk onder bevel van een vaandrig. De M.C. telde nog
slechts drie sectiën, daar het materieel van de 2e Sectie op 12 Mei was verloren
gegaan, terwijl het overgebleven personeel daarvan over de andere sectiën was
verdeeld. Hiervan bleef de 4e Sectie in stelling bij de Zuider Sluisbrug (in het
137
(Zie schetskaart nr Z. 15)