commandant op 12 Mei van de compagnie was gescheiden geraakt. De compagnie, dus slechts bestaande uit de Commandogroep en één sectie, keerde 13 Mei om streeks 12.30 in het verband van het bataljon terug en res. kapitein B. J. van Velt- huyzen nam daarna het commando over dit gedeelte zijner compagnie weer op zich. De M.C. telde, door het verdwijnen van een sectie en het verloren raken van een stuk op 12 Mei, nog acht stukken. Aanvankelijk was C.-II-l R.W., majoor Kloppenburg, voornemens, uit te breken over de Johan de Wittbrug (zuidwestelijk van de Vriesebrug gelegen), waar een doorlaat in de barricade was gelaten, en over de ten westen daarvan zich bevindende Spuibrug. Aangezien gedurende de nacht was gebleken, dat erstgenoemde brug onder vijandelijk vuur lag, bepaalde de majoor zich tot de Spuibrug. Omstreeks 7.00 marcheerde de 3e Compagnie onder bevel van res. kapitein M. J. Wildeboer te voet van het Bagijnhof af. Bij de Spuibrug gekomen werd een tweetal verkenningspatrouilles naar voren gezonden, die spoedig in vuurgevecht geraakten met Duitse troepen, die blijkbaar verschillende woningen bezet hielden. Deze patrouilles keerden in de loop van de morgen terug. Later in de morgen deed de B.C. de 3e Sectie van de 3e Compagnie toch over de Johan de Wittbrug oprukken, teneinde huizen in de Johan de Wittstraat, waaruit vuur was ontvangen, te doorzoeken. De B.C. vestigde zijn commandopost voorlopig in Café Wilhelmina bij de Spuibrug. De le Compagnie doorzocht gedurende de morgenuren huizen aan de eigen zijde van de Spuibrug, waaruit men meende vuur te hebben ontvangen. C.-M.C., res. le luitenant C. M. R. Davidson, kwam met de acht aanwezige stukken bij de Spuibrug, bracht vijf stukken in stelling ter bestrijking van deze brug en van het ter weerszijden gelegen water en deed één sectie in stelling komen tegen lucht doelen. Bij de Spuibrug bevonden zich reeds een detachement van de 3e Depot Comp.Pont. en, evenals bij de Sluisbrug, een stuk pag.; luitenant Davidson nam ter plaatse het bevel op zich. Een vijandelijke poging om de brug te naderen werd door het vuur der zware mitrailleurs verijdeld. De bezetting van de Spuibrug werd in de loop van de morgen versterkt, doordat C.-2 R.W. een sectie (drie stukken) van het M.E.-Lt.Div. onder bevel van res. le luitenant J. B. F. van Hasselt hierheen dirigeerde. De sectie mortieren onder bevel van res. 2e luitenant J. H. Heidenrijk kreeg van de B.C. opdracht, vuur voor te bereiden vóór de Spuibrug en vóór de Johan de Wittbrug. De S.C. achtte deze opdracht echter onuitvoerbaar, zodat de mortieren ook deze gevechtsdag niet in a:tie kwamen. Toen omstreeks 12.30 de 2e Compagnie (commandogroep en een sectie) in het bataljonsverband terugkeerde (zie hiervóór), ontving zij bevel, de bezetting der barricaden bij de Johan de Wittbrug te versterken. Bij deze brug had C.-1-I-2 R.W., res. kapitein Hiemstra, met de le en 3e Sectie en de hem toegevoegde sectie zware mitrailleurs de zandzakkenbarricaden op de brug, zomede de bovenver dieping van het Oranjehotel op de ene hoek en die van particuliere woningen op de andere hoek van de Johan de Wittstraat bezet. 141

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 161